Eigenlijk heb ik helemaal geen tijd om te wandelen, maar het is dat Heine aandringt en hem wil ik niet teleurstellen. Dus gewoon gaan met die banaan. Heerjansdam zit er niet in vandaag. Het heeft gisteren en ook nog afgelopen nacht fiks geregend. En om nou weer met natte sokken thuis te komen, komt mij op brommers te staan. Dus ik stel Heine voor om een rondje Dordt te doen. Heine vindt alles best, als hij er maar even uit kan. Nog vóór de klok acht uur aanwijst, ben ik al de deur uit om Heine bij het station te ontmoeten en dan samen verder te gaan. Het is nog schemerig, want de rijst weliswaar ter kimme, om het in dichterlijke taal te zeggen, maar te zien is hij nog niet. Via het parkje, de Lus, waar de halsbandparkieten aan het ontwaken zijn, stiefel ik naar de ontmoetingsplek. Halverwege het parkje kom ik een dame met een hond tegen, niet groter dan een handpalm, die mij op afstand reeds toeroept dat het mormeltje wel eens naar schoenen hapt. Eenmaal uit het park kom ik in de verkeersdrukte van de vroege ochtend terecht. Auto's , scooters en fietsers, een drukte van belang. Vooral op de Stationsweg. Ik trek mij er niets van aan, laat mij niet van de wijs brengen. Bij het station zijn het hoofdzakelijk voetgangers die mijn weg kruisen. Ik hoef niet lang te wachten. Heine komt eraan en gezamenlijk gaan we in de richting van de Stadsbrug. De zon is inmiddels zo ver dat hij ons recht in het gezicht schijnt. Een beetje hinderlijk, maar ook wel lekker. Eer we honderd meter verder zijn, heeft Heine mij al uit de doeken gedaan wat hem de komende weken allemaal te wachten staat op uitgaansgebied. We beklimmen de trap en dalen aan de Dordtse kant af. De rivier ligt er rustig en schijnbaar verlaten bij. Het zonlicht schittert in het water. Heine is opgetogen als hij in de verte een oud-collega meent te zien. Bij nadering zegt hij met een zucht van teleurstelling dat het slechts een gemeenteman is. Aanvankelijk was het mijn bedoeling om de stad in te gaan, maar inmiddels ben ik van gedachten veranderd en ga naar rechts. Heine volgt mij trouw. Hij is dergelijke koerswijzigingen van mij wel gewend. Een der vorige keren dat we hier geweest zijn, zijn we niet verder gekomen dan het van Baerleplantsoen, maar dit keer wil ik het Weizigtpark eens bekijken. We lopen het tunneltje voorbij en het eerste pad het beste is van ons. Afgevallen blad, doorweekt van de regen, dempen het geluid van onze voetstappen. Mensen zijn er niet te bekennen. Alleen vogels, zoals een merel die vlak voor mij langs hipt op zoek naar wormen. De eenden in het vijvertje kwaken opgewonden, waarschijnlijk zijn zij door een rat opgeschrikt. Een reiger zit ineengedoken in het water te turen in afwachting van beweging in het water. Heine zegt niks, hij is onder de indruk van de stilte die hier heerst. Het is schemerig donker en het doet enigszins geheimzinnig aan. We lopen zomaar voor de mallemoers kont weg en hebben geen idee waar we terecht zullen komen. Ik vertrouw erop dat we ergens een uitgang zullen vinden en Heine vertrouwt op mij. Het lukt, want na verloop van tijd zien we door de bomen de treinen staan. We zijn eruit. Nu is het nog een kwestie van het tunneltje zoeken. Ook dat lukt zonder mankeren. Zonder verdere belevenissen lopen we via de Burgemeester de Raedtsingel en de Stadsbrug naar Zwijndrecht. Bij het station nemen we afscheid van elkaar en klokslag tien uur stap ik binnen. Volgens mijn meter heb ik 9,6 km afgelegd. Het is dat het moet, maar echt leuk is het niet. Ik heb een bankpas gevonden op straat en de wet schrijft voor dat je gevonden voorwerpen af moet geven op het Gemeentehuis. Het regent in een gestage vloed. Geen schijn van kans dat ik droog heen en weer kan komen. Maar wet is wet, dus nadat ik de straat geveegd heb en de bladeren geruimd, ga ik op weg naar het dorp, een dikke twee kilometer hier vandaan. Ik kies ervoor om via de Koninginneweg te gaan. Daar heb ik de meeste beschutting tegen de straffe wind. Het is even een geklungel om uit de kleren te komen als ik aan de balie sta en nog moeilijker is het om het natte spul weer aan mijn lijf te doen. Om niet in herhaling te vervallen, neem ik de route via de Burgemeester de Bruïnelaan. Een pietsie om, maar nat ben ik toch al. Precies een uur na vertrek van huis ben ik ook weer terug thuis en heb de afstand van 4,6 km afgelegd. De mens lijdt het meest voor hetgeen hij vreest. De weersverwachting liegt er niet om. Een koude oostelijke wind met temperaturen rond het vriespunt. Het is dat Heine zo aandringt om in ieder geval een klein rondje te gaan lopen, anders had ik misschien niet gegaan. Met een bontmuts op en de handen diep in handschoenen gestoken ga ik erop uit om naar Heine te lopen. Heine heeft een disco-avond gehad en mag een halfuurtje langer blijven liggen. En ik moet zeggen, het valt mee. De wind is te verwaarlozen en de kou is goed te verdragen. Althans nu. Een klein halfuurtje doe ik erover om bij Heine te komen. Ik heb de hele Koninginneweg voor mezelf. Geen mens te zien, niet lopend tenminste. Autoverkeer daarentegen plenty. En allemaal rijden ze te hard. Heine staat mij al op te wachten met twee disco-lampjes in de hand. Hij zingt er ook een onverstaanbaar liedje bij. Hij is bereid om mij te volgen, waarheen ik ook ga. Hij vraagt nog wel even hoe ver ik denk te gaan. Ik hoef hem niet te antwoorden, want zijn gehoorapparaat doet het waarschijnlijk niet of hij heeft hem uit staan. Via de Burgemeester Jansenlaan, de Saturnusstraat en de Jeroen Boschlaan gaan we naar de Bakesteinse Poort. In de Saturnusstraat wil Heine nog dat ik een foto maak van twee busjes van Drechtwerk Groen, die daar geparkeerd staan. Hoewel hij al jaren weg is bij deze afdeling, is heeft hij nog steeds volop belangstelling voor alles wat het groen betreft. In de Oude Stationsweg, waar ooit het eerste spoorstation van Zwijndrecht heeft gestaan, is de volgende fase in zijn herinnering. Hier staat een oeroude schuur, ooit een varkensstal, die nu dient als paardenstal. Het oude paard van een gepensioneerde melkman wordt hier verzorgd als het buiten te koud is. Ook is het bedrijf van de Zwijndrechtse afdeling van Drechtwerk Groen hier gevestigd, dus Heine welbekend. We lopen door het grote sportcomplex, Bakestein, waar de jeugd volop bezig in met voetballen. In voetbaltenu en blote knieën rennen ze over het veld achter de bal aan. Ouders en grootouders staan aan de lijn te schreeuwen en aan te moedigen. Het gaat er soms wild aan toe. Voorbij de Gemeentewerf bestijgen we de trap met de hoge treden om boven op de Munnikensteeg te komen. Hijgend kom ik boven en sta ik hijgend van de klim te wachten op Heine die het kalm aan doet. Vroeger stond ik hier vaak met één der kleinkinderen uit te kijken naar de treinen die onder ons door raasden. Aan de andere kant van het rangeercomplex gaan we weer naar beneden om via het Molenvlietpark richting huis te gaan. Vrolijk schoppend tegen de laag bladeren die de wind op de paden heeft verzameld. Ook hier is geen mens te bekennen. Stilte die heerst. Eigenlijk ben ik aan rusten toe, maar nergens is iets geschikts te vinden. De banken zijn in onderhoud naar de werkplaats en verder is alles kletsnat van de neerslag die rijkelijk is gevallen. Bij het Pietermankerkje, een monument, ben ik even in de verleiding om van hier rechtstreeks naar huis te lopen, maar ik weersta deze aandrang en ga met Heine in mijn kielzog via de Develsingel naar de Develpoort en vandaar via de W.Snelliusweg naar het fietstunneltje bij de Margrietschool. Hier nemen Heine en ik afscheid want onze wegen scheiden hier. Beiden zijn we nog bijna een kilometer of daaromtrent van huis. Twintig minuten later stap ik de warme woning binnen en mag ik weer 11 kilometer bijschrijven. Quirinus. |