Ook Heine voelt er wel voor om weer eens een stukje te verkennen van een eventuele volgende SOP-tocht vanuit Zwijndrecht. Op de afgesproken tijd staat hij, gekleed alsof hij op een poolexpeditie gaat, gereed om met mij op stap te gaan. In tegenstelling wat je zou denken, is het helemaal niet koud en ik heb dan ook beduidend minder kleding aan als we om exact negen uur de eerste stappen zetten. Net als de voorgaande keren lopen we in de richting van de Stadsbrug. De laatste maal op een dergelijke wandelroute is het stukje door het centrum van Dordrecht goed bevallen, dus daar beginnen we vandaag ook maar mee. We kunnen later altijd nog zien of het erin moet blijven. Zo vroeg in de ochtend zijn er nog maar weinig mensen op de been. Slechts een enkele slordig geklede honduitlater die in een rap tempo voorbij gaat en ik ben dan ook blij als ik een tweetal stadswachten een bekeuring zie uitschrijven voor onbetaald parkeren of iets van dien aard. Niet dat ik verheugd ben om het uitschrijven van de bon, maar meer omdat ik een levend wezen tegenkom. Trouwens de eigenaar van een dergelijk voertuig zal het geen moeite kosten om zo'n bedragje op te hoesten. Terwijl de ene stadswacht driftig aan het schrijven en bellen is, maak ik met de ander een praatje voor de vaak. Maar ook haar plicht roept en na een korte babbel is het alweer over. Op het punt gekomen waar ik de vorige keer op mijn schreden ben teruggekeerd, wil ik nu wel verder de route uitbouwen. Ik loop wat heen en weer, maar weet niet welk pad te kiezen. Heine blijft doodstil staan en houdt zich aan de opdracht die zijn moeder hem heeft meegegeven om goed op zijn vader te letten en bij hem in de buurt te blijven en in de gaten te houden. Een soort artiest of iets dergelijks loopt voorbij en ik schiet hem aan met de woorden of hij hier de weg kent. Schichtig kijkt hij om zich heen en fluistert mij toe dat hij hier vreemd is. Hij kijkt om zich heen en voegt eraan toe dat hij haast heeft om thuis te komen. Dus zoek ik het zelf maar uit. Via enkele straatjes kom ik tot slot toch bij het Zakkendragersstraatje, een soort slop dat ons van de Voorstraat ineens een stuk verder de stad inbrengt. Nu vind ik het toch maar verstandig om de kaart tevoorschijn te halen om te bekijken hoe het nu verder moet. Een passerende werkman merkt lachend op dat ik de kaart op z'n kop houdt, dus draai ik de kaart om en nu kan ik de tekst niet meer lezen. We lopen de Kloostertuin in ik laat Heine niet merken dat ik hier absoluut de weg niet weet en dus maar wat gok. In ieder geval heb ik wel door dat het zo eigenlijk niet kan. Aan de Zwijndrechtse kant van de rivier ken ik elk straatje en steegje met naam en toenaam, maar hier ben ik binnen de kortste keren verdwaald en enigszins de kluts kwijt. Dit is dus niet de manier om een fatsoenlijke tocht in elkaar te draaien. Daar komt meer voor kijken. We lopen nog een eind in de richting die ik aangeef, maar als we door een voetgangerstunnel aan de andere kant van de spoorlijn uitkomen, heb ik het wel gehad en zie ik in dat ik iets anders moet verzinnen. Bijna drie uren zijn we nu bezig en niks opgeschoten.Gelukkig is er nog tijd en kan ik nog alle kanten uit, maar eenvoudig zal het niet zijn. Een poosje staan we daar tegen het hekwerk geleund en overleggen wat verder te doen. Een oudere vrouw zit aan de overkant achter het glas naar ons te kijken en als ik zie dat zij een telefoon ter hand neemt, lijkt het mij wijs om rechtsomkeert te maken om niet aan de politie uit te hoeven leggen wat we aan het doen zijn. Een halfuurtje lopen en we zijn weer thuis en kunnen we over onze avonturen vertellen. Een volgende keer probeer ik wat anders, want opgeven is er niet bij. Quirinus. |