Donkergrijs kleurt de hemel. Geen streepje zon in het verschiet De schoenen aan en geen gezemel Zonder bewegen kom je er niet Even na negen uur ben ik bij Alida, die diep in de kraag van haar jas gedoken mij al tegemoet komt. Het is niet bepaald het weer waar zij naar verlangt als zij eropuit gaat. Ik trouwens ook niet. Liever loop ik in de zon in korte broek en blote armen, maar daar zal het vandaag het weer niet naar zijn. Wij kiezen ervoor om langs de linkeroever van de Devel in noordelijke richting te lopen, want dan hebben we, althans voor het moment, de wind in de rug. Ondanks het al wat gevorderde uur zijn er nog niet veel mensen op straat en dat is in deze coronatijd beter ook. Slechts een enkeling, op de vingers van een hand zijn ze te tellen, die zich buiten waagt. De paden zijn glibberig nat van het afgevallen blad. Voorzichtig schuifelen we door de bijeengewaaide hopen heen. De gemeente kiest er kennelijk voor om te wachten tot de bomen geheel kaal zijn of tot de wind alles in de Devel heeft gewaaid. Ongeschonden komen we bij de Munnikensteeg en gaan vandaar uit verder in noordelijke richting. De vrij forse wind van achteren bevalt ons wel. Allereerst lopen we over het grintpad bezijden de Lindenweg. Enkele vissers zitten in hun zuidwesters te schuilen in hun tentje en wachten op het gerinkel van het belletje dat aan moet geven dat er een vis heeft toegehapt. Een jonge dame in joggingpak komt ons glimlachend tegemoet en zwaait even met haar gehandschoende hand als teken van groet. Zij weet wat ons verderop te wachten staat. Eer het zo ver is, blijf ik vol bewondering stilstaan bij het vers omgeploegde land. Nog niet zo lang geleden stonden hier nog manshoge spruitenplanten. Vogels, in hoofdzaak meeuwen, vliegen af en aan en duiken op de wormen, die zich met grote moeite ontworsteld hebben aan de vette klei, af. Met een schetterend geluid geven ze uiting van hun levensvreugd. Net voorbij het viaduct waar de HSL-zuid enkele malen per dag over dendert, moeten we de broekspijpen enigszins optrekken, want een diepe plas verspert onze weg. Is het dit dat de jogster voor ogen had toen zij ons glimlachend tegemoet kwam? De berm is geen optie, want die is doorploegd met bandensporen, dus manmoedig waden we door de enkeldiepe plas. Mij deert het niet met mijn hoge schoenen, maar Alida heeft er andere gedachten over. Ongeschonden bereiken we de Develsluis in Heerjansdam. Na een korte samenspraak besluiten we om via de Onderdijkserijweg in beschutting van het dijklichaam terug te keren naar waar we van gekomen zijn. Het pad is glibberig van de klei, want kort tevoren reden hier nog de boeren om hun landbouwproducten af te voeren of het vee vanuit de wei naar huis te brengen. Was de Lindtsedijk vroeger slechts een kleine verhoging in het landschap, nu steekt de dijk, sinds de verbreding en ophoging na de watersnoodramp, hoog boven ons uit. Hij biedt ons een opper tegen de stevige zuidwester. Tegen de dijk aangeleund de nietige woninkjes uit lang vervlogen tijden, waar destijds de arbeiders onderdak hadden. De erven liggen vol met afgedankt meubilair en andere huishoudelijke artikelen. Je weet maar nooit. Ooit komt het misschien van pas. Aan de linkerzijde van de weg de uitgestrekte landerijen die zich uitstrekken tot aan de Develweg en nog verder. Als we na de boerderij van Groeneveld weer op de dijk komen, lijkt het weer iets op te knappen. Het is in ieder geval droog, maar de wind blijft stevig doorwaaien. In de bocht tegenover de ingang van de Hoge Nesse liggen drie grote rioleringsbuizen begroeid met allerlei onkruid. Ik vraag mij af hoe deze elementen daar terecht zijn gekomen. Zoiets zie je toch niet over het hoofd bij het opruimen. Het is toch minstens vijf jaar geleden dat hier de riolering is vervangen. Op het punt waar de HSL onder de grond verdwijnt om via een tunnel onder de Oude Maas in de Hoekse Waard weer boven te komen, gaan wij via de Geerweg naar de rotonde om daar het wandelpad te kiezen dat ons naar de Kerkweg zal brengen. Alida wil nog even kijken naar wat ervan haar oude woning is geworden nadat zij die verlaten heeft. Het loopt allemaal lekker en zonder erg komen we zonder belemmeringen in onze eigen wijk. De drukte bij het winkelcentrum ontwijkend, gaan we achterom naar huis en zien op de meter dat er elf kilometers gelopen zijn. Quirinus. |