En ook deze keer is het Heine die aanspoort om te gaan wandelen. Zelf heb ik er niet zoveel zin in en vooral nu niet in de aanloop naar Kerstmis. Er moeten weer kaarten geschreven worden naar Jan en Alleman. Heine heeft die zorgen niet en denkt alleen maar aan lopen met Pa. Ik probeer de boot nog af te houden, maar Heine blijft aandringen, dus ga ik voor de bijl. En nu ik toegestemd heb, kan ik het mooi koppelen met een boodschap, zodat ik om negen uur bij hem voor de deur sta. In vol ornaat staat hij mij op te wachten. Handschoenen tot aan zijn ellebogen en de muts ver over zijn oren getrokken. Daarbij heeft hij de dikste jas aangetrokken die hij kon vinden met daaronder een trui, shirt en hemd. Als hij zou omvallen, kwam hij niet meer overeind. Zijn eerste vraag is : “Waar gaan we naar toe?” Over een bestemming heb ik nog niet nagedacht. Het moet niet te ver zijn, want uiteindelijk heb ik er al drie kilometer opzitten. Dus ik zeg : “Ik zie wel waar het schip strandt”. Met dat antwoord neemt hij genoegen en we gaan op weg. Eerst krijg ik zijn hele agenda te horen. Heine heeft een druk avondprogramma. Een Kerstzang, een Kerstmaal, een Eindejaarsborrel en natuurlijk zijn aanstaande Kerstcruise. Dit houdt ons bezig tot aan de Rotterdamseweg en geeft mij de tijd om na te denken over de route. Een rondje 'Beeldenpark' lijkt mij het meest geschikt. En Heine stemt ermee in. Dus lopen we de lange Laan van Walburg uit tot het einde en vandaar gaan we rechtsaf via de Thorbeckelaan naar het Noordpark. Nabij de Europaweg gebeurt het. Heine geeft een schreeuw en roept : “Dacht ik het niet?” En hij wijst op een werkbus van Drechtwerkgroen in één der zijstraten. Hij is niet te weerhouden en loopt op zijn oud-collega's af voor een praatje. Gelukkig duurt het niet te lang en kunnen we verder. Intussen is het bij mij doorgedrongen dat ik nog iets moest uitzoeken in het Beeldenpark. Deliana had in een reactie op mijn verslag een beschrijving gegeven van een daar staand beeld. Zij noemde dit beeld 'Indringend', terwijl ik het als 'Doordringend' had bestempeld. Op het eerste oog maakt het niet veel uit, maar taalkundig een wezenlijk verschil. En de kunstenaar zal het ook niet leuk vinden als hij verneemt dat het door hem uitgebeelde kunststuk anders wordt genoemd. Na de Ringdijk overgestoken te hebben, duiken we het Noordpark in. De zon is intussen boven de daken uitgerezen en schijnt ons recht in het gezicht. Het is zelfs voelbaar warm. Ik voel meteen dat ik ook te warm gekleed ben, maar verder dan de rits van mijn jas open ga ik niet. Heine doet helemaal niets, hoewel hij rood aanloopt. We doen ons rondje langs de diverse beelden en lezen aandachtig de teksten op de bordjes. En inderdaad, ik mag mezelf gelijk geven. Het beeldhouwwerk heet 'Doordringend'. Dus Deliana heeft het aan het verkeerde eind. Wij stiefelen door en werpen af en toe een blik op het langstromende water, waar elke langsvarende schepen worstelen met het tij. Van Dordrecht aan de overkant is door de felle laagstaande zon niet veel te zien. Wij moeten het doen met de Zwijndrechtse kant. Maar ook daar is genoeg te zien om ons bezig te houden. De waterbus meert net af en een late passagier komt op een holletje aanrennen om op het laatste nippertje de boot niet te missen. De flat in aanbouw nabij het Maasplein is tot aan de tiende verdieping gevorderd. Tot aan het station lopen we gezamenlijk door, maar bij de oversteekplaats scheiden onze wegen. We nemen afscheid en Heine gaat naar rechts, maar ik heb nog wat te doen. Bij het contact heb ik vernomen dat Ma haar handschoen verloren is, dus ben ik niet te beroerd om een kilometer om te lopen en te gaan zoeken. Het geluk is met mij, want ergens bij 'de Dirk' ligt de verloren handschoen die ik triomfantelijk opraap en mee naar huis neem. Een geslaagde tocht van maar liefst 11 km. Ook op de donderdag wordt er gewandeld. Ik moet voor een keuring naar het ziekenhuis. Het ligt wel niet op mijn route, maar via een ommetje kom ik er ook. Ik moet namelijk nog wat bij Heine afgeven en dat kan dus in één moeite door. Het is heel ander weer dan gisteren. Het is zwaar bewolkt en het dreigt naar regen. Het regent dus nog net niet. Zonder Heine wakker te maken, stop ik het gebrachte in de brievenbus en loop ik door naar het ziekenhuis. Ik hoef deze keer nog geen vijf minuten te wachten of ik word binnengeroepen. En binnen vijf minuten sta ik ook weer buiten. Dit geeft mij mooi de gelegenheid om via een omweg naar huis te gaan. Het is nog steeds droog en omdat ik geen zin heb om door de Pietermantunnels te gaan, neem ik de Jeroen Boschlaan en het fietstunneltje. Want hoe je het ook wendt of keert in Zwijndrecht moet ik praktisch altijd de spoorbaan en de A16 kruisen. In het parkje, de Lus, kijkt een kat aan de overkant van de sloot mij smekend aan en ik denk er al over om rond te lopen. Maar gelukkig komt een vrouw met hondje mij tegemoet. Ik weijs haar op de kat en zij vertelt dat zij de kat kent en dat het beest hier altijd rondzwerft. Het beest komt heus op zijn pootjes terecht, zegt zij nog. Gerustgesteld kan ik mijn weg vervolgen en klokslag tien uur stap ik binnen met bijna 7 km op de teller. De kou dringt door tot op het blote lijf als ik in de vroege morgen op weg ben naar Heine om iets voor hem af te geven. Maar allengs krijg ik de smaak van het wandelen te pakken en kom ik op temperatuur. Eer ik bij Heine ben, ben ik zo ver opgewarmd dat ik nog wel zin heb in een extra rondje. Heine kijkt eerst bedenkelijk naar buiten de mistige wereld in en vraagt of het erg koud is. Als ik zeg dat het meevalt, gaat hij naar boven om even later terug te komen met dikke jas aan en de muts tot over zijn oren. Zonder verdere plichtplegingen gaan we naar buiten en lopen we richting de Burgemeester Jansenlaan. Veel volk is er niet op straat. Het is immers pas negen uur. De hondenuitlaters zitten al weer aan de koffie en de boodschappenplegers liggen nog op één oor. Wij hebben de straat voor ons alleen. De wandelpaden zijn bedekt met een laagje rijp en de treurwilgen doen hun naam eer aan door er treurig bij te hangen. De takken hangen tot net boven het laagje ijs dat zich op de singel heeft gevormd. Heine vraagt zich af of er nog geschaatst gaat worden deze winter. Niet dat hij er zelf toe in staat is, maar gewoon om wat te kletsen te hebben. We volgen de wandelpaden rondom de begraafplaats en komen uiteindelijk op de Jeroen Boschlaan terecht. Een zoevend geluid verraadt dat er een sprinter langskomt. Even is er wat twijfel over het rechtsaf of linksaf, maar ik hak resoluut de knoop door, neem het voortouw en loop in de richting van de Pietermantunnel. Ik overwin mijn weerzin tegen deze tunnel en stap manmoedig naar de 'andere' kant van Zwijndrecht. Althans voor Heine is het de andere kant, maar voor mij is het onze kant. Het is de A16 die ons dorp in tweeën verdeelt. Geen ontkomen aan dat er over een andere kant gesproken wordt. Niet lang blijven we aan deze kant, want bij de Develpoort lopen we weer onder de snelweg door en is Heine weer aan zijn eigen kant. Ook de spoorlijn is zo'n verdeelapparaat, maar die is er al veel langer geweest. Daar zijn we aan gewend. Doch de A16 is nog geen halve eeuw oud. Ik weet nog goed dat-ie werd aangelegd. We komen weer langs de spoorbaan te lopen, maar nu aan de deze kant in plaats van aan gene. En bij het fietstunneltje nemen we sweer afscheid van elkaar en gaan we beiden onze eigen weg op huis aan. Nog vóór tienen ben ik terug in de echtelijke woning met 6,7 km op de teller. Quirinus. |