In de verwachting mijn maatjes in de kantine aan te treffen, gaan Heine en ik naar Alblasserdam voor een winterserietocht van SWD. Het is winterdag, dus mag er pas om 09.00 gestart worden. Maar al wie we zien, geen Arie, geen Hennie en ook Theo is er niet. De weersverwachting is toch niet zo slecht dat je er voor thuis moet blijven. Een enkel buitje mag een wandelaar niet deren. En dat hebben er velen gedacht, want de kantine zit redelijk vol met, weliswaar goed ingepakte sportievelingen, waarvan de meeste mij bekend zijn. Arie schikt een plekje in en ik schuif aan bij Bert, Kees en Jeanette. Met een grol en een grap wordt de tijd tot het moment van starten volgemaakt. Heine scharrelt wat rond, maar als de routebeschrijvingen worden uitgedeeld, voegt hij zich met een bedenkelijk gezicht bij mij. Hij heeft gehoord dat er regen, veel regen, komt. Ik probeer hem nog gerust te stellen met 'het meeste valt er naast', maar daar heeft hij geen oren naar. Ook van mijn voorstel om in de kantine te blijven, wil hij niet weten, dus als de grote meute is vertrokken, gaan ook wij op pad. Buiten gekomen, blijkt het droog te zijn en dat blijft het ook als we door het bekende Alblasserdam lopen. Hoewel Heine aandringt op sneller lopen, houd ik mij in, schiet af en toe een plaatje voor thuis en houd mij aan de verkeersregels wat betreft het gebruik van zebrapaden en dergelijke. Heine heeft de opdracht om op de pijlen te letten, zodat ik mij daar geen zorgen over hoef te maken. Met een schuin oog houd ik wel onze voorgangers in de gaten, maar toch word ik verrast als we in een voor mij onbekende straat terecht komen. We houden het er maar op dat Heine opgeschrikt is door een onverwacht buitje dat uit de lucht komt vallen. Niet bij bakken, maar met venijnige druppels. Mogelijk zit er ook wat hagel bij, want de prikken in mijn gezicht liegen er niet om. Geen wonder dat Heine zijn papiertje in zijn zak heeft gestoken en een pijl over het hoofd heeft gezien. Ik stel hem gerust en ga op goed geluk verder. Een huismoeder, op het punt staand om boodschappen te doen, vraag ik hoe verder te gaan. Van de kaasboerderij weet ze alles, dus in simpele bewoordingen en veel armgezwaai stuurt ze ons de kant op die we zelf ook al gingen. Na een poosje zien we wandelaars lopen en weten we dat we gered zijn. Wij sluiten ons bij het groepje aan en zien in de verte de tent en de wapperende vlag opdoemen. Binnen afzienbare tijd stappen we er binnen voor onze gratis koek en bekertje thee. Al slurpend aan de hete thee en een babbel links en rechts kijk ik met een scheel oog naar buiten om te zien dat de regen feller is geworden. Heine stelt nu zelf voor om nog even te blijven, maar ik weet van de verwachting dat het langdurige regen zal zijn dus ga ik Heine voor. Met de rits tot boven dichtgetrokken en de capuchon over mijn pet stap ik met flinke pas voor Heine uit over de Molensingel, Molenkade en het Molenpad. Van de molens, een Unesco Erfgoed, zie ik niet veel. Af en toe een glimp in het voorbij gaan, maar gauw gaat het hoofd weer naar beneden. Op een gegeven moment zakt de natte klep van de pet voor mijn ogen en zie ik niets meer. Op ons pad vormen zich grote plassen en of het de gewoonste zaak van de wereld is, gaan we ze niet uit de weg, maar stappen er gewoon doorheen. In de luwte van de huizen komend, gaat het iets beter. Toch is het hier oppassen, want er is ook meer verkeer en het daarmee gepaard gaande opspatten. Maar het bewaarengeltje op onze schouder loodst ons er veilig doorheen. De Vinkenpolderweg komt in zicht en een paar honderd meter verder het sportpark. Nu nog enkele grote diepe plassen overwinnen en we zijn binnen. Heine verzorgt de administratie en haalt met gepaste trots zijn welverdiende medaille op. Een plasje vormt zich rondom de stoel waarop ik ben neergevallen. Het is bar en boos geweest, maar wij hebben het volbracht. Tien kilometers lijkt niet veel, maar onder deze omstandigheden en met mijn leeftijd is het een hele prestatie. Quirinus. |