De Bevrijdingsmars te Dordrecht wordt al voor de 37e keer georganiseerd en van het overgrote deel heb ik deelgenomen. De eerste keer kan ik mij nog herinneren. Dat was in 1989. Ik liep samen met mijn broertje, Clen. Als een soort van training voor de Vierdaagse van Nijmegen. We liepen 25 km en ik viel bij thuiskomst als een blok in slaap. Vandaag is Clen er niet bij. Hij is in afwachting van een hartoperatie, maar is zoon, Heine van de partij. Ook Theo gaat het na een periode van rugklachten weer proberen. Om half negen worden we de laan uitgestuurd, maar we laten de snelle lopers op de grotere afstanden voorgaan. Wij hebben op de 10 km ingeschreven en hebben niet zo'n haast. Ik al helemaal niet met de kilometers van gisteren nog in de benen. Nu voel ik toch dat de leeftijd een rol gaat spelen. Maar goed, ik heb 'a' gezegd en zal ook 'b' moeten zeggen. Heine neemt als gewoonlijk het voortouw en geeft door middel van hand uitsteken aan welke kant we opmoeten. En net zo gewoonlijk vergist hij zich wel eens of ziet een pijl over het hoofd. Al meteen bij het verlaten van het sportpark dreigt het mis te gaan. Alle wandelaars gaan rechtsaf en wij moeten naar links. De mens als kuddedier volgt de groep. Theo is degene die zijn hoofd erbij houdt en ons corrigeert. We volgen de pijlen die ons de weg wijzen en lopen door verschillende groenstroken en parken. Brengen een saluut bij enkele herdenkingsplaatsen waar we stilstaan bij de gruwelijkheden van een oorlog. Zelf heb ik het aan de lijve ondervonden tijdens de hongerwinter in Amsterdam. Nauwelijks aan de dood van honger en uitputting ontsnapt, gaan mijn gedachten terug naar die tijd nu 74 jaren geleden. We lopen door enkele bekende wijken, die weer andere herinneringen bij mij oproepen. Van collegae en andere bekenden die hier gewoond hebben en het tijdelijke voor het eeuwige hebben geruild. Uiteindelijk belanden we in Dubbeldam, waar Theo al heel lang gehuisvest is. Ook hier ben ik door de jaren heen menigmaal geweest. Na vele omzwervingen komen we na vijf kilometer in de Drakensteynlaan terecht waar een stuk van het trottoir en de carport is omgetoverd tot rustplek voor vermoeide wandelaars. Hartelijk worden we welkom geheten. Trouwens een moment van rust komt mij niet ongelegen. Ik realiseer mij terdege dat vanaf hier nog bijna zes kilometers afgelegd moeten worden. Een peulenschil voor Thomas die met een soort sneltreinvaart na ons binnenkomt. Thomas heeft de laatste tijd naam gemaakt op de lange afstand en heeft zelfs nog een bokaal verdiend door als jongste deelnemer een Kennedymars in recordtijd af te leggen. Nadat we genoten hebben van onze thee en met deze en gene een praatje hebben gemaakt, vindt Theo het tijd om te vertrekken. Dus we staan op, schudden de stijfheid van ons af en vervolgen onze route. En waar het in zit, weet ik niet, maar ineens wil het met mij niet meer. Mijn benen maken nog wel passen, maar het hoofd zakt steeds dieper naar beneden. Mijn neus wijst naar de grond. In deze houding ben ik niet in staat om naar pijlen uit te kijken en Theo is meer bezorgd om mij dan dat hij op de route let. Zo gebeurt het dat we op de Oudendijk in de fout gaan. We zien een pijl over het hoofd en lopen veel te ver door. Extra meters, het is niet anders. Theo brengt ons met zijn stratenkennis weer op het juiste spoor, maar het litteken is in mijn houding terug te zien. Ik loop, zo mogelijk, nog krommer. De laatste drie kilometers vallen mij zwaar. Ik, als voormalig lange afstandloper, heb moeite om op de been te blijven. Veel wordt er niet meer gesproken. Slechts een enkel woord om mij moed in te spreken, is alles wat over de lippen komt. Ongeduldig staan we te wachten bij de verkeerslichten, want ik wil verder naar het einde. Als een kind zo blij stap ik door het hek en even later over de drempel. Ik heb het gehaald, maar hoe? We nemen afscheid van Theo en rijden naar huis om daar weer op verhaal te komen voor een volgende uitdaging, want van opgeven wil ik nog niets weten. Quirinus. |