Om een beetje in de buurt te blijven, kiezen we ervoor om naar Barendrecht te gaan. Heine heeft zijn zinnen op 'Dordt in Stoom' gezet en wil vroeg thuis zijn en Alida wil niet te vroeg haar bed uit. Ik heb deze beperkingen niet, maar wel wil ik eens proberen om 15 km te lopen. Tot nog toe ben ik niet verder gekomen dan 14 km en dat met veel moeite. De weermannen verwachten voor vandaag veel warmte, dus we zullen zien hoe het zal gaan. Om half negen de deur uit en om negen uur lopen we het startbureau reeds uit en kunnen we beginnen. De sporthal ligt aan de rand van de bebouwde kom, dus we hoeven niet te lang te lopen om ons 'buiten' te voelen. Heine loopt voorop en geeft aan wanneer een pijl ons zegt dat we 'door moeten lopen of af moeten slaan'. Het is bijzonder goed bepijld en 'verkeerd' lopen zal dus niet gebeuren. Aanvankelijk is er nog genoeg te bespreken, maar allengs wordt de gespreksstof minder en wijzen we al of niet met woorden elkaar de bijzondere punten. Het is niet voor het eerst dat ik de Marijketocht loop en ik heb er veel mooie herinneringen aan. Doch één tocht uit het verleden springt eruit. Tijdens de wandeling in 1991 werd ik onopgemerkt gestoken door een teek en heb daarbij de ziekte van Lyme opgelopen, waardoor ik een jaar in het ziekenhuis heb doorgebracht. Na 8 km is er een verzorgingspost en laat ik mij door Heine tracteren op een bekertje thee. We nemen zitplaats op een bank met uitzicht op het water en ik bedenk dat ik mijn werkzame leven hier het water 'dun' heb gevaren. Heel wat keren is Dordrecht of zelfs Moerdijk mijn laad- of loshaven geweest. Maar dat is allemaal lang geleden en vervaagt tot herinnering. De thee is kokend heet, dus we hebben even tijd om op verhaal te komen. Heine drentelt wat heen en weer en wil het liefst meteen verder. Ik maan hem tot kalmte en drink rustig met teugjes van mijn thee. Enkele binnenvaartscheepjes die opstomen hebben het moeilijk om tegen het tij op te komen. En een paar kanoërs onder de andere wal blijven verstandig dicht onder de kant om van de 'neer' te kunnen profiteren. Naar Heine's maatstaf gaan we eindelijk overeind op de tocht die op papier 17 km blijkt te zijn, voort te zetten. Welwillend sta ik mijn plekje af aan een lieftallige dame met de opmerking dat 'mijn plekje lekker warm is'. Wij duiken de grienden in en genieten van de koele bries die vanaf de rivier onze verhitte lijven streelt. Het is een zaligheid om zo te kunnen leven en van de ons omringende wilde natuur te genieten. Angstvallig waak ik ervoor dat ik niet in aanraking kom met de struiken die over het pad heenhangen. Af en toe sta ik stil, niet alleen om één of meerdere passanten doorgang te verlenen, maar om te kijken naar een valk die in de lucht 'stilstaat' om even later neer te duiken op zijn vermeende prooi. Ook andere vogels, dewelke ik niet bij naam weet te noemen trekken mijn aandacht door hun kleur of sierlijkheid. Geen moment dat ik mij verveel. Zo tegen de tijd dat we boven de A29 over de Heinenoordtunnel lopen, begin ik toch iets van vermoeidheid te voelen. We zijn dan op een afstand gekomen die ik tot nog toe met moeite heb volbracht. Althans in het afgelopen jaar nadat ik met een 'gebroken' rug heb gesukkeld. Ik zie het als een vooruitgang in mijn conditie. Maar we moeten nog een hortje, een erg warm hortje zelfs. Want de zon begint te branden uit een stralend blauwe lucht. Het middaguur is inmiddels verstreken en het tempo zakt wat af. Heine loopt een eindje vooruit, maar bij elke koerswijziging blijft hij op ons, Alida en mij, wachten, alsof hij verantwoordelijk is voor wat wij gaan doen. Het zweet loopt hem in straaltjes over het gezicht en aan zijn blik is te zien dat hij het zwaar heeft. Ook Alida vindt het te warm worden en verlangt naar het einde. Vooral de laatste duizend meters zijn het moeilijkst. Het eindpunt lijkt zo dichtbij. De grote letters van IKEA staren ons in de beleving al een uur aan. De hoge torenflats van Barendrecht al helemaal. En telkens is er weer een pad dat ons er verder van af lijkt te brengen. Maar uiteindelijk is daar de golfbrug die ons naar de overkant brengt en de Waterpoort onder handbereik brengt. Het laatste oplopende tegelpad lijkt op een Limburgse heuvel. Met moeite kom ik boven. Passeer de vrolijke gezichten van mensen die kijken naar het vermaak van kinderen op een springkussen. Volgens Heine was het tien over één dat we 'binnen' waren. Ik heb de puf niet om op mijn horloge te kijken. Ik heb nog één wens en dat is naar huis en naar bed om het vermoeide lijf de rust te geven die het verdient. Bij het schrijven van dit verslag denk ik terug aan de belevenissen van de gisteren gelopen tocht. Wat hebben we ondanks de warmte genoten van de omgeving rond de Oude Maas en de bijbehorende grienden. Quirinus. |