. Het koude weer en diverse lichamelijke ongemakken hebben mij een lange periode aan huis gebonden en ik ben dan ook blij dat de gelegenheid zich voordoet om even naar buiten te gaan. Met Theo heb ik afgesproken om het in Oostendam op een korte afstand weer eens te proberen. Theo heeft nog altijd problemen met zijn rug, die schijnbaar niet opgelost kunnen worden. We kiezen voor de 10-km route.
Het is negen uur als we buiten komen en voelen meteen dat het nog lang geen zomer is. De lucht is nog zwaar bewolkt, maar er is geen dreiging van regen en dat is in deze onzekere tijd al heel wat. Met de kraag opgezet en de handen diep in de zakken zetten we de eerste stappen op het
met gekleurde bordjes aangegeven parkoers. Heine is in kleuren goed thuis en krijgt de opdracht om ons de weg te wijzen. Ik heb nog altijd moeite met kleurtjes en ga dan ook vaak de verkeerde kant op. Aan mij is deze opdracht ook niet besteed. En Theo zegt: “Jullie zoeken het maar uit.”
Wij zijn natuurlijk in onze 'buurgemeente' redelijk goed bekend en het eerste stuk van de route gaat haast vanzelf. Mede omdat we niet alleen zijn. Meerderen lopen kort voor ons, hoewel deze afstand steeds groter wordt, doordat wij in onze 'oude mannenloop' nou niet bepaald hard opschieten. Maar we komen vooruit en omdat we elkaar veel te vertellen hebben, valt het niet eens op. Het valt ons wel op dat het hier allemaal zo schoon is. Hoe anders is het bij ons, waar alles maar op straat gegooid wordt.
Op een gegeven moment, we zijn al een poosje onderweg, Heine is zijn taak min of meer vergeten en sjokt achter onze voorgangers aan, geeft een geel bordje aan dat we naar rechts moeten afslaan, terwijl Heine rechtdoor is gegaan. Met een paar ferme schreeuwen roepen we hem en eventuele anderen tot de orde om hen te wijzen op hun fout. We lopen nu door een iets nieuwere woonwijk, ruim opgezet met gescheiden fietspaden en singels voor de watervogels. Even verderop wordt ons de weg versperd door afgezaagde takken van de knotwilgen. De lengte van de versperring reikt tot over een twintigtal meters en ik en meerderen wagen onze lijven er niet aan om hierover onze weg te zoeken. Theo is wel zo stoer en baant zich een weg door de wirwar van afgezaagd hout. Wij wensen hem geluk en zoeken een andere weg om ergens bij een tunneltje weer samen te komen.
Een rood bordje geeft aan dat we naar rechts moeten gaan, dus dat doen we dan ook. Al kletsend lopen we verder, groeten de fietsers die ons tegemoet komen met een vriendelijk 'goedemorgen' en merken dat de temperatuur langzaam iets aan het stijgen is. Ik durf mijn handen zelfs al uit de zakken te halen. We staan een poosje stil bij een alleenstaande zwaan, die mogelijk op zoek is naar een partner, na het verlies van zijn maatje. Een haast onmogelijke opgave voor een zwaan. Het pad dat we volgen gaat maar door. Er schijnt geen einde aan te komen. Een dame op de fiets kijkt ons eerst wat weifelend aan als ik haar staande houd en vraag of zij weet waar we ons bevinden. Zij schudt haar hoofd en zegt dat zij uit Zwijndrecht komt en in Ridderkerk haar favoriete slager heeft opgezocht voor haar vlees. Verder weet zij heg noch steg in deze omtrek. Verderop, een jonge vrouw ernaar gevraagd, maar ook zij weet van toeten noch blazen. Ze is hier aan het logeren en heeft zich nog niet in de omringende straten verdiept. Zij weet wel dat deze weg de Krommeweg is. Nergens op de routebeschrijving is deze naam terug te vinden, dus conclusie; we zitten fout. Een man die zijn hond uitlaat brengt redding. Hij vertelt dat we een bepaalde richting uit moeten gaan om bij de sporthal te komen. Verder weet hij het ook niet, want hij woont hier nog maar kort.
Zogezegd, zo gedaan en na nog wat straatjes komen we bij de sporthal en weten we dat we goed op pad zijn. Voor rusten is het nog te vroeg. Het is nog maar amper tien uur en hoewel dat de openingstijd is, zie ik de uitbater met een ketel heet water de straat oversteken. Kennelijk is hij nog niet zo ver dat hij thee kan zetten. We gaan verder en komen een paar punten verder op de Vrouwgelenweg en op bekend terrein. Deze weg, die naar Zwijndrecht voert, roept veel herinneringen bij mij op. Hier fietsten we vroeger vaak als we na een drukke dagtaak wat ontspanning zochten door te fietsen in de omgeving. Het is nu wat minder landelijk dan voorheen, de nieuwe woonwijk, Volgerlanden, heeft dat verdrongen. Het beroemde Perenlaantje maakt weer veel goed. Hier is heel wat over te doen geweest in de plaatselijke pers toen het dreigde te worden opgeofferd voor nieuwbouw. Gelukkig is daar een stokje voor gestoken.
Wat hierna volgt zijn de oude bekende straten. Veel vertier is er nog niet. De visboer die wacht tot de olie heet is en een bloemist die de bloemen buiten uitstalt. Allemaal alledaagse dingen, die je overal tegenkomt. Ik begin moe te worden en strek af en toe mijn rug door te trachten een boom of hek om te duwen. Het helpt niet veel en na enkele minuten herhaalt zich dit tafereel. Tot we in de Tarwestraat bij de Korenbloem aankomen, waar het vanmorgen begon. Het is precies elf uur en terugkijkend heb ik het best naar mijn zin gehad.
Quirinus.
Het is negen uur als we buiten komen en voelen meteen dat het nog lang geen zomer is. De lucht is nog zwaar bewolkt, maar er is geen dreiging van regen en dat is in deze onzekere tijd al heel wat. Met de kraag opgezet en de handen diep in de zakken zetten we de eerste stappen op het
met gekleurde bordjes aangegeven parkoers. Heine is in kleuren goed thuis en krijgt de opdracht om ons de weg te wijzen. Ik heb nog altijd moeite met kleurtjes en ga dan ook vaak de verkeerde kant op. Aan mij is deze opdracht ook niet besteed. En Theo zegt: “Jullie zoeken het maar uit.”
Wij zijn natuurlijk in onze 'buurgemeente' redelijk goed bekend en het eerste stuk van de route gaat haast vanzelf. Mede omdat we niet alleen zijn. Meerderen lopen kort voor ons, hoewel deze afstand steeds groter wordt, doordat wij in onze 'oude mannenloop' nou niet bepaald hard opschieten. Maar we komen vooruit en omdat we elkaar veel te vertellen hebben, valt het niet eens op. Het valt ons wel op dat het hier allemaal zo schoon is. Hoe anders is het bij ons, waar alles maar op straat gegooid wordt.
Op een gegeven moment, we zijn al een poosje onderweg, Heine is zijn taak min of meer vergeten en sjokt achter onze voorgangers aan, geeft een geel bordje aan dat we naar rechts moeten afslaan, terwijl Heine rechtdoor is gegaan. Met een paar ferme schreeuwen roepen we hem en eventuele anderen tot de orde om hen te wijzen op hun fout. We lopen nu door een iets nieuwere woonwijk, ruim opgezet met gescheiden fietspaden en singels voor de watervogels. Even verderop wordt ons de weg versperd door afgezaagde takken van de knotwilgen. De lengte van de versperring reikt tot over een twintigtal meters en ik en meerderen wagen onze lijven er niet aan om hierover onze weg te zoeken. Theo is wel zo stoer en baant zich een weg door de wirwar van afgezaagd hout. Wij wensen hem geluk en zoeken een andere weg om ergens bij een tunneltje weer samen te komen.
Een rood bordje geeft aan dat we naar rechts moeten gaan, dus dat doen we dan ook. Al kletsend lopen we verder, groeten de fietsers die ons tegemoet komen met een vriendelijk 'goedemorgen' en merken dat de temperatuur langzaam iets aan het stijgen is. Ik durf mijn handen zelfs al uit de zakken te halen. We staan een poosje stil bij een alleenstaande zwaan, die mogelijk op zoek is naar een partner, na het verlies van zijn maatje. Een haast onmogelijke opgave voor een zwaan. Het pad dat we volgen gaat maar door. Er schijnt geen einde aan te komen. Een dame op de fiets kijkt ons eerst wat weifelend aan als ik haar staande houd en vraag of zij weet waar we ons bevinden. Zij schudt haar hoofd en zegt dat zij uit Zwijndrecht komt en in Ridderkerk haar favoriete slager heeft opgezocht voor haar vlees. Verder weet zij heg noch steg in deze omtrek. Verderop, een jonge vrouw ernaar gevraagd, maar ook zij weet van toeten noch blazen. Ze is hier aan het logeren en heeft zich nog niet in de omringende straten verdiept. Zij weet wel dat deze weg de Krommeweg is. Nergens op de routebeschrijving is deze naam terug te vinden, dus conclusie; we zitten fout. Een man die zijn hond uitlaat brengt redding. Hij vertelt dat we een bepaalde richting uit moeten gaan om bij de sporthal te komen. Verder weet hij het ook niet, want hij woont hier nog maar kort.
Zogezegd, zo gedaan en na nog wat straatjes komen we bij de sporthal en weten we dat we goed op pad zijn. Voor rusten is het nog te vroeg. Het is nog maar amper tien uur en hoewel dat de openingstijd is, zie ik de uitbater met een ketel heet water de straat oversteken. Kennelijk is hij nog niet zo ver dat hij thee kan zetten. We gaan verder en komen een paar punten verder op de Vrouwgelenweg en op bekend terrein. Deze weg, die naar Zwijndrecht voert, roept veel herinneringen bij mij op. Hier fietsten we vroeger vaak als we na een drukke dagtaak wat ontspanning zochten door te fietsen in de omgeving. Het is nu wat minder landelijk dan voorheen, de nieuwe woonwijk, Volgerlanden, heeft dat verdrongen. Het beroemde Perenlaantje maakt weer veel goed. Hier is heel wat over te doen geweest in de plaatselijke pers toen het dreigde te worden opgeofferd voor nieuwbouw. Gelukkig is daar een stokje voor gestoken.
Wat hierna volgt zijn de oude bekende straten. Veel vertier is er nog niet. De visboer die wacht tot de olie heet is en een bloemist die de bloemen buiten uitstalt. Allemaal alledaagse dingen, die je overal tegenkomt. Ik begin moe te worden en strek af en toe mijn rug door te trachten een boom of hek om te duwen. Het helpt niet veel en na enkele minuten herhaalt zich dit tafereel. Tot we in de Tarwestraat bij de Korenbloem aankomen, waar het vanmorgen begon. Het is precies elf uur en terugkijkend heb ik het best naar mijn zin gehad.
Quirinus.