Hier klikken om te bewerken.
Vandaag ben ik echt van plan om de volle 25 km in Steenbergen uit te lopen. Het lijkt goed, tenminste voor de paar uren die de wandeling gaat duren. Een beetje wind, maar dat mag hem de pret niet drukken. Heine voelt zich nog niet goed genoeg om ook mee te gaan, dus sta ik er alleen voor om dit karweitje op te knappen. Een voordeel is dat ik helemaal zelf het tempo mag bepalen. Gelukkig heb ik opgelet en weet ik dat de startlocatie is gewijzigd in verband met een verbouwing van de sportkantine, dus zonder problemen en op tijd ben ik bij 'de Fles', een café. Nadat de inschrijving is verricht, de routebeschrijvingen zijn uitgedeeld en de GPS is ingesteld, vertrek ik om tien over acht het onbekende tegemoet. Het is nog maar amper licht, maar de omgeving is goed waarneembaar. Het is bepijld, maar voor alle zekerheid houd ik de papieren instructies in de hand. Ik weet dat Frans voor ons uitgaat om de pijlen te zetten en als ervaren wandelaar weet hij precies wat er verlangd wordt. Na een uurtje breekt de lucht open en komt de zon met een knipoog te voorschijn om meteen erna weer achter een wolk te verdwijnen. Als we de kerk eenmaal voorbij zijn, komen we in het boerenland en de open ruimte. Akkers die tot ver achter de horizon reiken. Sommige keurig geëgd en ingezaaid en andere diep omgeploegd en wachtend op de boer of loonwerker om verder behandeld te worden. Ik zie een bouwland waar het winterkoren de zwarte klei groen kleurt. In een matig tempo van 5,1 km/uur ga ik voort en ik voel dat dit de snelheid is waar ik mij vandaag aan zal moeten houden om heelhuids over te komen. Een Belg komt naast mij lopen en ik herken in hem de persoon die ik eerder deze morgen de weg naar de startlocatie heb gewezen. We komen in gesprek en hij blijkt een oude rot in het vak te zijn met een behoorlijke staat van dienst in het 'lange afstand wandelen' en tochten in het buitenland. Doch een half uur later loopt hij door, terwijl ik in het café 'de Commerce' naar binnen ga om na 9 km even te gaan rusten. In het café neem ik plaats aan een lange tafel, waar enkele dames reeds aan de koffie zitten. Ze babbelen er lustig op los en ik sluit mij bij het gesprek aan alsof ik een bekende van hen ben. Wandelen verbroedert. Na een twintigtal minuten sta ik op en vervolg mijn weg op het parkoers. Ik voel mij nog steeds fit en bij machte om de eindstreep lopend te halen. De route is onverminderd over wegen met de meest vreemde namen waar ik mij niets kan voorstellen, maar die nieuwsgierig maken. Bijvoorbeeld de 'Engelseweg' of 'Grote Bolspolder'. Ik loop in mijn uppie en in de verste verte is geen wandelaar meer te bekennen. Af en toe droom ik weg bij de gedachte aan de bedoeling van de eerder genoemde namen. Zijn hier de Engelsen actief geweest in de oorlogsjaren of schuilt er iets heel anders achter? En de 'Grote Bolspolder'? Werd hier stiekem jenever gedistilleerd of mogelijk gesmokkeld? Er is niemand aan wie ik het kan vragen. Huizen zijn er niet. Alleen maar akkers en een enkel stuk grasland met grazende schapen. Aan die beesten hoef je niets te vragen. Zij kijken je alleen maar stom aan. Bij de sluis, de 'Bovensas' hebben de vrijwilligsters van 'de Blaar', de organisator van deze tocht een rustpost ingericht en die komt voor mij als geroepen. Even denk ik erover om ermee te stoppen, maar meteen erna werp ik deze gedachte ver van mij af. Op een goede huiskamerstoel drink ik mijn bakkie thee en kom tot rust, zodat ik vol goede moed mijn weg vervolg. Eerst over de sluis en vervolgens de 'Zuidzeedijk', die meteen weer vraagtekens bij mij oproepen. Is het vroeger hier ooit tropisch geweest? Of had het eigenlijk Zuiderzee moeten zijn, maar om verwarring met de grote Zuiderzee te vermijden, is er maar een lettergreep weggelaten. Intussen zie ik wel dat de knipogen van de zon steeds zeldzamer worden. Ook lijkt het mij dat de wind feller wordt. Vooralsnog is de regen uitgebleven en dat is toch het voornaamste. Na de ellenlange 'Zelleput' komen we bij het volgende rustpunt in een boerderij 'van de Berg'. En weer is er een duiveltje dat in mijn hoofd ronddanst en aandringt op stoppen. Er is slecht weer op komst en je moet nog zo ver. De vier kilometers die ze voorspiegelen, zijn er vast meer. En nog meer van die flauwe smoesjes. Ik geef er niet aan toe en sta vastberaden op om het laatste traject te overbruggen. Buiten gekomen, voel ik de eerste druppels in mijn gezicht. Dat begint goed. Gelukkig is het een stratenparkoers en voel ik enigszins de beschutting van de huizen. Mensen zie ik hier niet. Niet eerder dan in de buurt van het Gemeentehuis en in de smalle straten van de binnenstad. Maar zij zijn weggedoken in capuchon of onder paraplu's en kijken mij niet aan. Ook niet wanneer ik het op een 'bijna botsing' laat aankomen. De regen zoveel mogelijk ontwijkend door dicht langs de huizen te lopen, kom ik om half drie 'de Fles' weer binnen. Ik heb het gered en ben dan ook best trots op mezelf. Ik vervul de nodige formaliteiten, bedank de organisatie en zoek de auto op om terug te rijden naar huis. Quirinus. |