Nu Heine ziek is, moet ik Amstelveen maar even vergeten en iets in de buurt zoeken, dus wordt het de Snerttocht van 'Nooit Gedacht' in Bleskensgraaf. Verleden jaar is het mij daar ook goed bevallen, dus heb ik er nu ook hoge verwachtingen van. Een bijkomstigheid is ook nog dat het haast naast de deur is, want het autorijden, vroeger een hobby, gaat mij steeds meer tegen staan. Het naast de deur neem ik iets te letterlijk op, want als ik bij 'de Spil' aankom, zijn de meeste wandelaars al vertrokken, doch zijn er nog genoeg over om even een groet of een korte babbel mee te wisselen, want velen, zo niet allen, kennen mij. Als ik even later buiten kom en rechtsaf langs het water de gebruikelijke weg insla, is er voor mij uit slechts een klein groepje als wandelaar te herkennen. Voorlopig is het rechttoe rechtaan en hoef ik mij nergens druk om te maken. De zon staat nog laag en schittert in het water van de Graafstroom. De gebogen bruggetjes komen zo goed tot hun recht en zijn unieke objecten om foto's van te maken. Trouwens ook de boerderijen die hier al van oudsher staan te prijken, Een voordeel van het alleen lopen is dat ik mijn eigen tempo kan bepalen, kan stoppen wanneer ik wil en ook kan versnellen als ik het nodig vind. Een nadeel is dat ik niemand heb om tegenaan te lullen, want ik wil graag mijn woordje doen en praten over hetgeen allemaal te zien is. Na een uurtje kom ik bij de verzorgingstent op de Damseweg en ontmoet daar weer enige vrienden uit het wandelverleden en ook de Werkendammers waarmee ik kort geleden nog ben opgetrokken in Hoogvliet en Maasdam. Jammer genoeg staan zij net op het punt om te vertrekken als ik daar aankom, dus ons praatje kan slechts bestaan uit enkele losse opmerkingen over de aanstaande tocht in Werkendam op 18 november. Trek in snert heb ik nu nog niet, dus laat ik het muntje in de tas zitten voor het volgende bezoek later op de dag. Na het telefoontje met het thuisfront en een moment van zitten ga ik mijn wandelvrienden achterna op het volgende traject, een stuk van 14 km of daaromtrent. Ik loop de zon tegemoet en heb niet door dat ik op een gegeven moment een pijl mis en rechtdoor blijf lopen. Het is Gerrit die mij erop wijst. Hij is op de terugweg van de 15 km route. Een poosje wisselen we van gedachten en daar ik geen zin heb om terug te lopen, besluit ik om mijn weg te vervolgen en later de 25 km route weer op te pikken. Ik laat dan wel iets van het parkoers liggen, maar een kniesoor die daar op let. En ik ben niet de enige die er zo over denkt. Ik gooi het er maar op dat het aan de pijl gelegen heeft. Ik mis nu de Klokbekerweg, waaraan ik zulke warme herinneringen heb. In de periode dat ik na een ongeval trachtte weer op de been te komen, ben ik daar liefdevol opgevangen toen ik wat overmoedig aan de snerttocht was begonnen en daar een tijd lang niet bij machte was om verder te gaan. Zij beurden mij op en later heb ik alsnog de toch volbracht. Nabij de Nieuwpoortseweg zie ik aan de overkant van de weg het ploegje uit Werkendam bij het pompstation aan de koffie en ik voeg me bij hen, want ook ik ben wel aan wat rust toe. We zetten ons afgebroken gesprek voort en daar ik geen zin in drinken heb, ga ik alvast voor hen uit om het pad door de polder te vervolgen. Zij lopen sneller en zullen spoedig mij weer ingehaald hebben. De verdere namen van de wegen zal ik u onthouden en mij beperken aan hetgeen ik zie en het vermelden waard is om weer te geven. De boeren zijn druk in de weer met hun onmenselijk grote tractoren en verscheidene keren moet ik in de berm hun passage afwachten. Haast is schijnbaar bij hen ook het modewoord, want ze bulderen voorbij op de wegen die er eigenlijk niet opgebouwd zijn om door dergelijke monsters bereden te worden. En de boerinnen gebruiken de auto om boodschappen te doen of om kinderen naar hun sportgebeuren te brengen. Ook voor hen moet ik menigmaal opzij om niet overreden te worden. Op de uitgestrekte weidelanden graast het vee alsof het nog volop zomer is. Zonder de wandelaar een blik waardig te keuren happen ze in het gras. Met bewondering kijk ik naar de molens met langzaam draaiende wieken, want veel wind staat er niet om ze in beweging te houden. Ergens waar het pad vlak langs zo'n molen voert, komen de Werkendammers mij weer voorbij. Zij hebben er flink de pas in en staan nergens bij stil. Ik neem de tijd ervoor en bekijk de molen aan alle kanten alvorens ik verder ga. Kort erna ben ik terug bij de grote tent aan de Damseweg. Ook nu laat ik de soep aan mij voorbij gaan en in plaats daarvan neem ik thee. Ik neem het er goed van en na veertig minuten sta ik eindelijk op om aan het laatste stukje route te beginnen. De Graafstroom zie ik nu van de andere kant en omdat de zon inmiddels een stuk gedraaid is, is de belichting van het water en de boerderijen ook weer anders. De weg is hier wel veel smaller dan aan de andere kant, dus halverwege ga ik over een brug en vervolg mijn weg aan gene zijde waar een voetpad is. Toch duurt het nog tot verder over half drie eer ik weer in 'de Spil' terug ben en mijn tocht ten einde is. Ik voel best dat ik wat gedaan heb en blaas dan ook enkele minuten uit eer ik op huis aan ga. Quirinus. |