Met het vaste voornemen om vandaag de tocht in één keer rond te lopen, ga ik, na eerst een 'pufje' voor extra lucht te hebben genomen, nagezwaaid en voorzien van adviezen voor voorzichtigheid, de deur uit. Het weerbericht liegt er niet om. Waarschijnlijk de hele dag droog en afnemende wind. Vooral dat laatste is precies wat ik moet hebben. Na de eerste paar kilometers en aangekomen in de ruimte van de Sandelingen in onze buurgemeente merk ik al dat er van afnemende wind nog geen sprake is. De zon laat zich wel van achter de wolken af en toe zien, maar uitbundig is het nog niet. Normaal gesproken is het op dit uur van de dag druk met allerlei dames, die druk doende zijn om hun viervoeters even van de buitenlucht te laten genieten, doch deze ochtend is er slechts één in de wijde omtrek te bekennen. Het is ook veel te koud. Tenminste ik heb het koud en heb de handen dan ook diep in de zakken van mijn jas gestoken. Zo nu en dan haal ik mijn GPS te voorschijn om de gelopen afstand te vergelijken met die van de vorige keer. Tot nog toe klopt het allemaal vrij aardig en ik ben er ook haast van overtuigd dat de rest van de dag ook zo zal verlopen. Bij gebrek aan aanspraak geef ik mijzelf een schouderklopje en loop zo snel mogelijk, zonder mij te overhaasten, door in de richting van de bebouwde kern van het dorp met de driedelige naam. Het is nog ver voor half elf als ik in het café, 'de Landbouw', even neerstrijk voor een korte opwarmrust. Behalve ikzelf is er slechts één bezoeker die aan de andere kant van de bar zijn koffie slurpt. Het praatje met de waardin wordt regelmatig onderbroken door een oproep op facebook en andere social media. Eigenlijk iets te vroeg ga ik weer verder op mijn wandeling om bij de veersteiger tot de ontdekking te komen dat ik de waterbus op een haar na gemist heb. Ondanks het roerige water door wind en stroom, zie ik nog duidelijk het spoor dat door het zog in de rivier is achtergelaten. Dat wordt dus een half uur extra rust in het winderige wachthuisje. Na een twintigtal minuten dacht ik gezelschap te krijgen van twee sportieve fietsdames, maar na een enkele groet, doen zij de resterende tijd geen mond meer open. Zwijgend zittend zij zuchtend naast elkaar. Tegenstaande dat ik graag een babbel maak, vermaak ik mij hier aan het water opperbest met het observeren van de scheepvaart. Krachtige Rijnschepen puffen haast moeiteloos tegen de stroom op naar verder gelegen oorden, mogelijk in Duitsland of Zwitserland. Kleine schepen met open ruimen, getrokken of geduwd, trekken aan mij voorbij. Dicht onder de wal varend om zoveel mogelijk van de neer te kunnen profiteren. En dan nog het kriskras over de rivier varende kleine spul, schijnbaar zonder doel of bestemming. De 'alles-in-één' dame van de waterbus is spraakzamer en geeft mij gedurende de overtocht van ongeveer vijf minuten genoeg informatie om op verder te borduren. Met een welgemeend, prettige dag' zwaait zij mij na als ik aan de Papendrechtse kant de loopplank afloop. Hier voel ik pas hoe hard het waait en ook hoe koud het eigenlijk is. Bijna heb ik spijt dat ik aan dit avontuur ben begonnen, maar ik heb mijn doel nog duidelijk voor ogen en wil, nu ik zo ver ben gekomen, niet opgeven. Ook aan deze oever van de machtige stroom is haast geen mens te zien. Slechts een oma met haar kleinkind aan de wandel, tilt de peuter op het muurtje en wijst hem of haar, dat is in deze kleding niet te zien, naar een groot passagiersschip, afvarend naar Rotterdam. Ook ik sta even stil om dit drijvend kasteel te bewonderen. Meer om de afstanden te meten dan uit nieuwsgierigheid naar de accommodatie sla ik bij de Slobbengorsweg linksaf en daal een stukje verder de trap af naar Papendrechts trots, het Slobbengors, het home van v.v. Papendrecht. Ik heb er elf kilometer op zitten en moet nog veertien kilometers lopen om thuis te komen. Zoals te verwachten is, is op dit tijdstip niemand aanwezig en kan ik na even rondgesnuffeld te hebben weer verder in de koude wind. Niet dat ik er aanspraak aan heb, maar het fleurt het parkoers wat op als gedurende lunchtijd velen hun muffige kantoor of werkplaats hebben verlaten voor een 'loopje' langs de rivier. Zonder verder oponthoud sta ik aan de oprit naar de Merwedebrug en tegen de wind optornend kom ik met moeite aan de overkant, de Dordtse dit maal. Beneden aan de brug leun ik enkele minuten tegen een lantaarnpaal en tracht op adem te komen. Ik ben weliswaar dichterbij mijn doel, maar zekerheid dat ik het volbreng heb ik nog niet. Na het oversteken van de drukke verkeersweg, vind ik feilloos de weg naar het door mij gekozen pad langs het Wantij. Hier zijg ik op het eerste, het beste bankje neer en overdenk mijn te volgen strategie. Enkele dames, een drietal, zijn kennelijk aan de wandel en lopen mij in flink tempo voorbij. Een wat oudere heer kijkt mij enigszins bevreemd aan, maar alvorens hij mij een aanzoek kan doen, ben ik weer op weg. Een lobbes van een hond komt kwispelstaartend op mij af en had mij omver gelopen als ik niet opzij was gesprongen. De begeleidende dame brabbelt met haar tandeloze mond iets in het 'niet verstaanbaars', waaruit ik opmaak dat zij zich verontschuldigt voor het gedrag van haar hond. Na een veilige oversteek van de Oranjelaan en een doortocht over het terrein van Villa Augusta, loop ik zonder problemen naar de Merwekade om daar oog in oog te komen met de drie dames van eerder deze middag. Doordat ik opkijk, krijgt de wind meer vat op mijn pet en hups daar gaat hij over de kade. Met de grootst mogelijke moeite sprint ik er achter aan en weet mijn voet op de pet te plaatsen en hem van verder afdwalen of mogelijke doop af te houden. Deze pet ooit van Rolf, de bekende wandelaar, gekregen is mij dierbaar geworden. De dames, applaudisseren doen zij nog net niet, maar zij spreken wel hun bewondering uit voor mijn adequate reactie. Uit het contact dat hieruit ontstaat, kom ik te weten dat zij net als ik aan de wandel zijn, maar dan in tegengestelde richting. Vol trots zeggen zij dat zij er al 18 kilometers op hebben zitten. Met niet minder trots laat ik hen de GPS zien, waarop reeds 19,5 km prijkt. Ik nodig hen nog uit voor een kopje thee in het nabijgelegen 'Sta-Pal', maar zij gaan met de gereedliggende waterbus naar Papendrecht. Ik ga in mijn eentje, maar met een flinke vermoeidheid, het café in en bestel mijn kopje thee om hier tot rust te komen en mij voor te bereiden voor de laatste vijf kilometers. Een wat oudere dame, 88 zegt zij dat zij is, gaat met mij een gesprek aan en omdat het onbeleefd is om een dame te onderbreken, duurt het wel een half uur eer ik op kan staan. Zij raadt mij nog wel aan om van hier de bus naar huis te nemen, maar daar geef ik geen gehoor aan en vervolg lopend mijn tocht langs de bekende Dordtse havens en over de Zwijndrechtse brug naar huis om daar uit te blazen van een sfeervolle dag langs 's Heerens wegen. Quirinus. |