Het is altijd weer hetzelfde liedje. Vrijdagavond vraagt Heine wat we gaan doen, doelend op een zaterdagse wandeltocht. Er is niet veel te beleven hier in de buurt en omdat ik verleden week een paar foutjes gemaakt heb met het opslaan, is het min of meer logisch dat we nogmaals 'mijn route' gaan lopen. Als Heine om kwart vóór acht hier is, gaan we gelijk op weg en kunnen we nog vóór achten bij de Xiejezo, het startpunt starten. Ik heb er, ondanks de wat weifelende weersverwachtingen van de professionals, vertrouwen op dat het vandaag droog zal zijn, dus in korte broek en shirt moet voldoende zijn. Spoedig nadat we onderweg zijn, kom ik erachter dat ik vergeten ben om het startpunt in de GPS te markeren en dat ik ook zonder ballpoint zit om notities te maken. Het eerste is niets meer aan te doen en het tweede zoek ik wel een oplossing voor. Als routeplanner heb ik al voor heter vuren gestaan. Ik vraag het enkele dames die hun hondje uitlaten, maar zij kunnen mij niet helpen. Even verderop zijn een paar mannen bezig in de tuin en als ik hen ernaar vraag, hebben ze wel iets voor mij. Niet wetend dat het een krakkemikkige pen is, dank ik de persoon in kwestie heel hartelijk. Later blijkt dat de pen nauwelijks schrijft, maar goed, ik red mij ermee. Intussen tippelen we in een gestaag tempo verder. Mijn tempo is maatgevend en Heine zit mij vlak op de hielen. In de afgelopen week ben ik nog even bij de dokter langs geweest en daar heb ik te horen gekregen dat het mogelijk mijn hart is dat mij belemmert. Oppassen en een extra pilletje geeft hij als advies. Een cardioloog zal het verder moeten uitzoeken. Hoewel ik er vertrouwen in heb dat het droog zal blijven, kijk ik toch af en toe zorgelijk naar de lucht. Donkere, soms inktzwarte wolken, drijven over. En Heine meent zelfs een spatje te voelen. Het spatje doe ik af met een afgedwaalde druppel van een sproei-installatie of mogelijk iets van een overvliegende vogel. Met een licht schouderophalen lijkt hij ermee in te stemmen. Een poos later, we zijn inmiddels de dorpskern van onze noorderburen al gepasseerd, breekt een vriendelijk zonnetje door en lopen we het laatste stuk naar de veersteiger. Een tiental minuten resten ons en die brengen we al zonnend door tot de waterbus ons in Papendrecht zal afzetten. Net als in Hendrik Ido Ambacht is er in Papendrecht op dit vroege uur niet veel te beleven. Behalve natuurlijk het prachtige uitzicht over het water, waar de jachtjes dicht onder de wal om gebruik te kunnen maken van de neer de rivier opstomen. Afvarend trachten de schippers juist zoveel mogelijk voordeel te halen door het midden van het vaarwater te kiezen. Wij lopen onze route en lassen 'een stop, in bij het grote restaurant van Willaerts, waar Heine, vooruitlopend op zijn verjaardag alvast smikkelt van een appelpunt. Ik laat mij de thee goed smaken. Het beklemmende gevoel op mijn borst blijft uit en nu we halverwege zijn, ga ik ervan uit dat het zo zal blijven. We 'nemen' de brug over de Merwede en belanden aan de Dordtse kant. Op de brug heb ik nog even uitgekeken en genoten van het prachtige uitzicht. Heine wijst mij op de fabriek van chemicaliën die de laatste tijd zo in opspraak is geweest. Ook de gevangenis wordt in zijn gidsfunctie niet vergeten. En hij vertelt nog dat hij in de afgelopen week in het groen rond het Generaal Spoorpad bezig is geweest. Ik beloof hem er op te letten als we er langs lopen. Maar eerst is er de brug over het Wantij, waar enkele 'kunstenaars' bezig zijn 'graffiti' aan te brengen op de wanden. Met spuitbussen en rolletjes hebben ze in korte tijd het voor elkaar om iets kleurrijks te voorschijn te toveren. Zelf blijven ze niet verschoond van de verf en ze zien er dan ook niet uit. Eén der spuitsters, om ze zo maar even te noemen, heeft de verf in de haren zitten. Langs het Wantij loopt dit keer weinig volk, slechts één vrouw die haar hondje uitlaat. Heine, gek op alles wat dier is, probeert het beestje aan te halen. Met schommelbewegingen waggelt het hondje op hem af, hetwelk mij doet opmerken dat het toch wat aan de dikke kant is. De vrouw vergoelijkt haar verzorging met de opmerking dat het zo maar lijkt, want als het haar er af is, is er niet veel meer over. Hetgeen mij ertoe brengt om op te merken dat als ik mijn kleren uitdoe er ook niet veel van mij overblijft. Schalks laat zij erop volgen dat ik dat dan maar moet bewijzen. Lachend gaan we uit elkaar en wij vervolgen de route zoals gepland om op de Merwekade een wijle van rust in te lassen. Vanaf dit laatste rustpunt is het normaal gesproken nog een uur gaans tot Xiejezo, maar we hebben de brugwachters tegen. Tot twee maal toe halen zij de brug voor onze neus op om een jacht door te laten. Het is zomertijd en dan valt dat te verwachten. Ik maal er niet om, want de vermoeidheid slaat toe en een extra moment van even niets doen, is welkom. Op een bolder gezeten of leunend tegen een hekwerk zie ik het gestuntel van zo'n surrogaatschipper aan en wacht tot de weg weer vrij is om verder te gaan. Heine kijkt regelmatig op zijn horloge en ziet dat het steeds later wordt. Maar ik wijs hem erop dat we deze keer meer dan een uur sneller zijn dan de laatste maal en daarin moet hij mij gelijk geven. Ook de Zwijndrechtse brug staat open als we aan komen lopen, maar tegen de tijd dat wij de brug opgaan, is hij weer vrij gegeven voor het landverkeer. Eer we de klim wagen, bewonder ik nog even de acrobatische verrichtingen van enkele skateboarders op de splinternieuwe skatebaan. Vanaf de brug is het niet ver meer en het is dan ook nog geen drie uur als we bij het eindpunt kunnen afklokken. We hebben samen weer een fijne dag gehad. En van mijn hart heb ik ook geen klachten ontvangen. Voldaan gaan we naar huis, waar we liefdevol worden ontvangen. Quirinus. |