Ik dacht het goed voor elkaar te hebben. Lekker vroeg op pad. Een bekende omgeving met ontmoetingen van bekende wandelaars op een mooie route. En wat ook niet onbelangrijk is : een redelijk goede weersverwachting voor de omgeving van Dongen. Hoe anders zou het uitpakken. Alvorens ik van huis ga, neem ik nog even een 'pufje' om een eventuele kortademigheid voor te zijn. Een aanbeveling van de huisarts. Theo is op tijd en Heine staat klaar, dus op de afgesproken tijd rijden we Zwijndrecht uit. In Dongen vinden we een plek voor de auto niet te ver van de ingang van het sportpark af. Mooi op tijd om nog met d'een en ander een praatje te maken, alvorens de routebeschrijvingen uitgedeeld worden. Zonder mankeren verlaten we precies acht uur de kantine om het avontuur tegemoet te treden. Volgens afspraak bepaal ik het tempo, dus kalmpjes aan. Van alle kanten worden we gepasseerd en elke passage gaat gepaard met een vrolijk 'goedemorgen'. Want vrolijk ziet het eruit. De wandelaars, als gebruikelijk bont gekleed en de licht bewolkte lucht in het ochtendgloren. De wind is nauwelijks voelbaar. We volgen nauwgezet de voorgelezen aanwijzingen van Heine, die denkt dat hij ons daarmee van dienst is. De oranje pijlen zijn duidelijk zichtbaar bevestigd aan lantaarnpalen of andere in het oog vallende opstaande objecten en bovendien zijn ze genummerd. Eigenlijk zou 'fout lopen' er niet bij hoeven te zijn. Toch overkomt het menige wandelaar, vooral die van de langere afstand, dat zij de kluts even kwijt zijn en dwalen. Eén dezer lopers komen we in het eerste uur wel drie keer tegen op zoek naar de juiste koers. Op nog geen twee kilometer van de start komen we op zandpaden terecht en wordt het lopen soms bemoeilijkt vanwege takken, boomstammen of resten van plassen, dewelke allemaal makkelijk te omzeilen zijn. Alleen Heine met zijn principe : 'recht door zee is de kortste weg', ontwijkt niks, maar ziet er binnen de kortste keren dan ook uit als een zwerver. Met zijn tas over de schouder loopt hij steeds een tiental meters voor ons uit om bij een richtingverandering ons op te wachten en te wijzen hoe we moeten gaan. Met een gematigd gangetje van amper vier en een halve kilometer per uur lopen we het eerste traject van ongeveer zes kilometer naar de wagenrust. Ik wil het eigenlijk niet weten, maar het liefst had ik toch de pijp aan Maarten willen geven. Hijgend zoek ik een plekje om uit te blazen en heb nauwelijks een woord van dank voor de aangereikte rol pepermunt. Heine en Theo zorgen ervoor dat ik een bekertje thee krijg. Nog maar net de laatste slok van de gloeiend hete thee binnen of er wordt alweer aangedrongen op vertrek. Het parkoers blijft afwisselend mooi door bos, over hei en langs vennen. Want ondanks het late voorjaar is de natuur ver gevorderd in haar ontplooiing. De blaadjes aan de bomen vouwen zich open en tonen hun frisgroene kleur. Een nadeel is dat de pollen volop aanwezig zijn. De lucht is als het ware bezwangerd met de stof die de hooikoorts veroorzaakt. Van dat laatste heb ik in vroeger jaren nooit hinder gehad, maar de laatste tijd met de afname van de longinhoud krijg ik er steeds meer last van. Mijn ademhaling wordt stotend en ik begin met 'piepen'. En bij het eerste serieuze klimmetje, de hoge trap bij het kanaal op en af daargelaten, zie ik als een berg tegenop. Met moeite kom ik boven en zijg ik op een 'walletje' neer. Ik dring erbij mijn maatjes op aan om vooral niet op mij te letten en gewoon door te gaan. Ik kom er wel op mijn eigen manier. Als Theo en Heine uit het zicht verdwenen zijn, sta ik op en sukkel achter hen aan. We hebben allemaal telefoon en overal om mij heen zijn medelopers, dus niets in de weg. Toch gaat het mis. Zijn het de Schotse Hooglanders, die zonder aankondiging in beeld komen of is er een andere reden voor aan te wijzen? Natuurlijk vragen de grote koeien met de bont gekleurde haardossen vol met takjes en ander vuiligheid en hun woest uitziende uiterlijk aandacht, maar zij zijn zeker niet de oorzaak van mijn verdwalen. Waarschijnlijk zijn het jonge dames op hun 'vrijgezellenfeestje' de reden. Al van ver hoor ik de blikjes achter hun karren rammelen. En één keer help ik hen nog uit het zand waarin zij zijn vastgelopen. Ook kijk ik een poosje naar hun verrichtingen bij het spelen van allerlei mij onbekende spelletjes. En al die tijd verlies ik 'mijn pijlen' uit het oog. De dames weten hier de weg en zij wijzen mij de kortste route naar de camping. Maar of het de kortste route is geweest, betwijfel ik nu, want volgens de GPS is het bijna 14 km als ik uiteindelijk na veel bochten eraan kom. En de klok wijst half twaalf. Inmiddels ben ik wel bekaf en ik zoek mij dan ook een plekje uit in de zon om te overdenken wat ik verder moet doen. Ik neem plaats aan het tafeltje van een mij bekend echtpaar en samen halen we herinneringen op aan eerdere ontmoetingen. Zo vliegt de tijd voorbij. Rond het middaguur, iets ervoor, denk ik, vraagt de organisatie mij of ik mee wil rijden naar Dongen om daar afgezet te worden. Even twijfel ik nog. Het zijn nog maar goed zeven kilometer, nog geen 1000 passen. Laat ik er twee uur over doen, dan ben ik nog ver vóór sluitingstijd binnen. Maar dan moeten mijn maatjes wachten en dat wil ik ze niet aandoen, dus ik rijd mee en sta in een vijftal minuten weer in de kantine en mag ik wachten op Theo en Heine. Al met al genoeg avontuur en om over te vertellen. Quirinus. |