Als ik Heine had laten kiezen, waren we, ik weet niet waar, beland. Hij weet geen keuze te maken, dus hak ik de knoop maar door en komen we overeen om naar het zuiden te gaan. Op zijn fiets komt hij naar ons toe en met de op dat moment heersende mist al een uitdaging. Bijtijds vertrekken we van huis en we vinden een plek voor de auto haast voor de deur van de startlocatie. Binnen is het een drukte van belang, maar al mijn vrienden en goede kennissen springen eruit. Een hartelijker ontvangst kan ik mij niet indenken. In het kort moet ik vertellen wat mij is overkomen. Geruchten zijn er genoeg geweest. Volgens sommigen zou ik reeds overleden zijn. Gelukkig kan ik ze uit de doeken doen dat ik hier springlevend voor hen sta. Tijd vliegt en dat ervaren we hier, want als op commando, staan de wandelaars op en dringen zich naar buiten. Daar ik minder haast heb, doe ik het rustiger aan en volg op afstand mijn voorgangers het mistige buitengebeuren in. Het zicht is er nog geen haar beter op geworden. Ik schat dat we nog geen tweehonderd meter zicht hebben. Jammer voor de omtrek, maar we zullen het ermee moeten doen. Door ervaring wijs geworden, doe ik het langzaam aan en Heine, goed geïnstrueerd door zijn moeder blijft dicht bij mij. Als een schaduw volgt hij mij en elke keer als ik stil sta om een foto te maken, botst hij tegen mij op. Na enige straten doorlopen te hebben, verdwijnen we over een groezelig pad in iets wat op het buitengebeuren van Prinsenbeek doet lijken. Veel zien we er niet van, want de mist lijkt zich steeds meer te verdichten. Heine lijkt er nog wel wat in te zien, want hij uit zijn bewondering over de grote huizen die we passeren. Ik vertel hem dat deze huizen bewoond worden door artsen en dergelijken uit hun inkomensklasse en dat mede hierdoor de zorgkosten zo hoog zijn opgelopen. Of hij het begrijpt, weet ik niet, maar ik hoor hem er niet meer over. Telkens weer als ik in deze contreien kom, verwonder ik mij erover hoe ze aan de straatnamen komen. Krekelweg en Heibloempad zijn nog tot daar aan toe. Maar wat moet ik mij voorstellen bij de Gemetjes? Afijn, we lopen, maar zien niet veel en het foto's schieten heb ik dan ook maar opgegeven. In een goed uur komen we in de Groenstraat bij 't Veehandelhuis, dat een kroeg blijkt te zijn. Hier houden we een halfuurtje rust en onder het genot van een bekertje thee laat ik de eerste helft van de tocht op mij inwerken. Tot nog toe is het niet veel geweest. Al het moois is aan het oog onttrokken, hoewel Heine nog een lichtpuntje heeft gezien in de vorm van een bleek cirkeltje dat volgens hem de zon zou moeten zijn. Op het moment dat ik opkijk, is het alweer verdwenen in de mist. De terugweg brengt ons via een omweggetje terug naar 'de Griffioen' waar het rond negen uur allemaal begonnen is. We zien nu wandelaars van de langere afstanden, dewelke iets sneller gelopen hebben dan wij met ons slenterpasje. Heine leest mij voor wat de routebeschrijving aangeeft. Ik heb genoeg aan de gekleurde bordjes die aangeven welke kant op te gaan. Even na elf uur, tijdens onze rustpauze, komt er meer zicht. De lucht breekt open, wolken verdwijnen en de zon komt aarzelend tevoorschijn. We genieten van het Overbospad, een route via een parkje op een viaduct. Maken een klim over een trap dat ons over de snelweg en spoorbaan leidt. Even sta ik op het hoogste punt stil en zie de auto's onder mij langs suizen. Daarna volgen nog enkele straten en dan staan we voor het schoolgebouw dat als start- en finishlocatie dient. Heine slurpt zijn soep naar binnen, terwijl ik een praatje maak met deze en gene. Ondanks de mist hebben we een leuke ochtend gehad. Last van mijn rug is dit keer weggebleven. Met een voldaan gevoel rijden we terug naar huis. Quirinus. |