Net als de rest van Nederland ben ik bezig om mijn conditie een beetje in de lift te krijgen, want echt tevreden ben ik er nog niet over. Dus vandaag neem ik de kans waar om er in Leerdam een stukje aan te werken door deel te nemen aan de Fruitbloesemtocht, een jaarlijks weerkerend evenement met veel bezoekers. Als ik op het punt sta om de deur uit te gaan, vraagt Sheila of ik haar even naar Dordt kan brengen, omdat haar band lek staat. Natuurlijk weiger ik dit niet, maar het betekent wel dat ik iets later dan gepland in de Jeekelstraat bij het Patrimonium aankom. De meeste wandelaars zijn dan al vertrokken. Na nog een praatje met Rolf, de bekende wandelaar uit Amersfoort, gemaakt te hebben, ga ik om vijf vóór half tien de deur uit om te zien wat er zoal te beleven valt. De vorige Fruitbloesemtochten waar ik aan deelgenomen heb, vielen meest te vroeg in het jaar en moest ik het doen met gele bermen van het fluitenkruid en paardenbloemen. Maar misschien is het vandaag eens anders. En omdat ik alleen ben, moet ik ook de routebeschrijving bij de hand houden. Een taak die meestal weggelegd is voor Heine, mijn vaste kompaan. Al meteen als ik buiten kom, zie ik een cent liggen en ik ben niet te beroerd om die op te rapen en bij me te steken. Ik beschouw het als mijn 'geluksmunt'. De zichtbaar aangebrachte pijlen volgend kom ik op het wandelpad tussen de huizen van de Juliana van Stolberglaan de bekende wandelaarster van over de negentig met haar wandelstokken tegen. In haar nog altijd opgeruimde humeur maakt zij een grapje over haar langzame vooruitgang. Het is niet dat zij langzamer loopt, maar in de loop van tijd zijn haar pasjes wat kleiner geworden. Was het aanvankelijk nog wat fris, zo tegen de tijd dat de Linge in zicht komt met de zon schitterend op het roerloze oppervlak, wordt het allengs aangenamer van temperatuur. Fruitbomen zijn er, net als eerder, nauwelijks nog in bloei, maar de overige kenmerken van een aankomende lente vergoeden veel. Een moedereend met een kroost van een tiental pulletjes rondzwemmend in de sloot of het al eerder genoemde overtollige geel van fluitenkruid en forsythia's. Maar het is vooral de zon die regelmatig de overdrijvende wolken weet te omzeilen en haar weldadige gloed doet gelden. Op de in lange voren omgeploegde akkers strijken vogels van diverse pluimage neer op zoek naar voedsel en in de weiden tonen moederschapen niet zonder trots hun lammeren. Langs de in bochten slingerende Linge de behuizingen van de mensen die het beter getroffen hebben op de arbeidsmarkt. En verderop, ergens langs de Landscheiding, kom ik in gesprek met een daar wonende dame. Op mijn vraag of zij het niet eenzaam vindt om zo ver van de bewoonde wereld af te wonen, antwoordt zij dat het wel mee valt en dat er werk genoeg voor haar is om alles op orde te houden. En zegt zij: “Ik heb twee auto's ter beschikking om de eenzaamheid te ontvluchten.” Jammer genoeg krijg ik haar niet zo ver dat zij mij uitnodigt voor een drankje, want daar ben ik eigenlijk best wel aan toe na zo'n lange wandeling. Niet eerder dan op 11,5 km is daar een gelegenheid voor, maar de weg ernaartoe is nog lang. Net voordat het Angelus tikt, loop ik bij de 'Ontspanning' binnen, waar de wandelaar, middels een geschreven notitie, gevraagd wordt om zelf de consumpties te komen ophalen. Eigenlijk wil ik niet anders dan rusten, maar nood breekt wet. Dorst doet ook een duit in het zakje, dus noodgedwongen kom ik overeind en vraag om een glas thee, hetgeen mij welwillend wordt verstrekt. De prijs zal ik niet noemen, maar met een vlugge berekening kom ik tot de conclusie dat deze waardin haar oude dag ook in zo'n huis langs de Linge zal doorbrengen. Na voldoende van mijn rust genoten te hebben, vind ik het weer tijd om verder te gaan op de route. Zo gezegd, zo gedaan om erna een poos achter te komen dat ik mijn rugzakje op de rustplek heb laten liggen. Dus moet ik terug en vind mijn spulletjes op dezelfde plaats terug waar ik ze heb achtergelaten. Voor de tweede keer ga ik aan het tweede traject beginnen. De zon staat inmiddels op haar hoogste punt en de warmte is goed voelbaar. Menige wandelaar breekt het zweet uit en loopt te zwaaien met een handdoek of hemd. Het parkoers loopt nu grotendeels lang de Linge, maar slechts met mondjesmaat worden de fruitbomenbloesems getoond. Het zal niet lang meer duren, maar nu is het net iets te vroeg. Op het water van de rivier is een baggeraar bezig om de vaargeul op diepte te brengen. Reeds van ver hoor ik het zware geluid van de motoren die de pompen in werking zetten. Verder is er nog geen scheepvaart te bekennen. De zomergasten met hun vaartuigjes van allerlei soort zijn nog niet aanwezig, hoewel het weer er wel voor is. De vermoeidheid voel ik in mij opkomen en af en toe neem ik de kans waar om even te gaan zitten op een bank of boomstronk. Mijn pufje van deze ochtend is onderhand uitgewerkt, maar ik heb geen zin om een nieuwe te nemen. Bij het standbeeld van de Veerman neemt een bereidwillige wandelaar een foto van mij en even verderop op de overdekte bank, bestemd voor wachtende overvaarders, ga ik even liggen, maar eer ik in slaap sukkel, neem ik de draad weer op en vervolg mijn route. Op de Tiendweg, weer de Tiendweg zou Heine gezegd hebben, ga ik toch nog in de fout, want in plaats van op de beschrijving te kijken, loop ik een paar andere wandelaars achterna om erna een tijdje achter te komen dat het verkeerd is. Maar na gekeerd te zijn en de rest van de route afgelegd te hebben, kom ik om vijf over half drie de Patrimonium weer binnen en zit de wandeling er voor mij op. Bert en Kees zitten dan al hoog en breed te genieten van een glas schuimend bier. Zij hebben 25 kilometers gelopen en dat is hen ook aan te zien, want vooral bij Bert loopt het zweet tappelings van het gezicht. Bij thuiskomst blijkt de 'geluksmunt' verdwenen. Waarschijnlijk ergens onderweg, mogelijk tijdens het rusten op de bank bij het veer, verloren, maar ik treur er niet om, want ik heb er mijn geluk mee beleefd door de tocht te kunnen volbrengen. Quirinus. |