Met de gedachte dat het maar gedaan kan zijn, gaan we, ondanks de waarschuwing voor buien, om negen uur de deur uit. Allereerst ben ik op zoek naar een andere startlocatie, want ik ben gebonden aan het maximale aantal kilometers van 25. En met de route, die ik op het oog heb, lukt het niet om vanuit Xiejezo te starten. Een nieuwe uitdaging dus.
We lopen, diep in de kraag van de jas gedoken, want er staat een gure wind, naar een nabij gelegen buurthuis en gaan meteen verder. Het begint zachtjes te regenen en Heine vraagt zich af of hij niet beter in bed had kunnen blijven. Hij zegt niks, maar God hoort hem brommen. Op het Develpad, je moet ergens langs om in Heerjansdam te komen, gaat het ook nog eens hagelen. Van die venijnig in je gezicht prikkende korrelhagel. Als of het spelden zijn. Zoiets stel ik mij voor bij acupunctuur. Ik trek de capuchon over mijn oren en Heine duikt wat dieper weg in zijn muts. Over terugkeren denken we nog niet aan. De enkele wandelaars die we tegenkomen, vooral degenen die moeten vanwege hun hond, lopen er net zo bij.
Zo'n bui duurt niet echt lang, maar hij verkleumd wel. Het wordt iets lichter als we het natuurgebied, de Munnikendevel, betreden, maar de wind is goed voelbaar en houdt het koud. Even denk ik erover om bij de koster van de Kijfhoekkerk aan te bellen en een praatje in de luwte met hem te maken, maar ik zie er vanaf, omdat Heine zegt dat hij hoopt om twaalf uur thuis te zijn. Dus we vervolgen onze route door de troosteloos kale bedoening van deze Develstreek. Het, anders zo zacht ruizende, riet ligt er plat ter aarde en de waterhoentjes gedragen zich alsof zij hier niet thuishoren.
Ik ben op zoek naar een smal pad dat ik ooit gezien heb en waarvan ik gezegd heb dat ik het ga volgen. Heine houdt zich van de domme en weet zogezegd van niets. Een dame, niet onaantrekkelijk dik ingepakt, vraag ik ernaar. Dit zijn de mensen bij uitstek die weten waar leuke paadjes zijn en waar ze heenvoeren. Zij lopen hier dagelijks met hun viervoeters en willen ook wel eens wat anders. Zij kijkt ons aan met een blik, waaruit een soort van minachting spreekt. Wat zij erbij denkt, is moeilijk in te schatten, maar ik kan mij er wel iets bij voorstellen. Een ouwe vent met zo'n gek petje, daar zal wel een steekje aan los zijn. Zij zegt niets te weten van een dergelijk pad.
Een volgende dame, die ook met haar honden rondloopt, slaat een andere toon aan. Bezorgd kijk zij mij aan en inspecteert ons schoeisel. Hoofdschuddend raadt zij ons af om dat pad, hetgeen ik bedoel te volgen. Beter is het om de geasfalteerde weg te nemen. Het zou nog korter zijn ook. Het gesprek over en weer dat hierop volgt, laat zien dat zij van wandelen niet zoveel verstand heeft. Zij geeft wel aan dat we hetzelf maar moeten weten. In ieder geval voor mij een reden om toch het bedoelde spoor op te zoeken en te belopen. Het is er inderdaad nat en hier en daar blubberig, maar niet in die mate dat het onbegaanbaar is. Het is een weldaad om over dit slingerend pad door de wilde begroeiing te gaan. Zelfs de wind is hier te voelen. In mijn volgende tocht zal ik proberen om dit paadje op te nemen.
Intussen draait de klok door en we zullen hard door moeten lopen om de bus van half twaalf te halen. Heine voegt de daad bij het woord en loopt ver voor mij uit. Ik denk aan de vorige keer dat we hier liepen en Heine constateerde dat zijn gehoorapparaat weg was. Onwillekeurig zoek ik de weg af of er iets van te bekennen is, maar het is zoeken naar een naald in een hooiberg. Er ligt van alles, maar geen gehoorapparaat. Ik doe er een schepje boven op en volg Heine over de Molenwei, waar zowaar de zon te voorschijn komt vanachter een donkere wolk.
Hijgend en uitgeput komen we na een koude tien kilometer bij de bushalte en in plaats dat we op de bus moeten wachten, komt het er aan en is onze zoektocht beëindigd.
Quirinus.