Theo kijkt bedenkelijk naar de lucht als hij mij komt halen voor een testtocht in het kader van de coronamaatregelen. De hemel is grauw en grijs en de weerman heeft regen in de verwachting. Ik deel de mening van de weerprofeet niet en laat de paraplu thuis. We rijden, net als verleden week met Martha en Summer, naar het ARA-hotel, om daar de auto te parkeren tijdens onze afwezigheid. Met de pont van acht uur komt Piet overvaren en voegt zich bij ons. De plannen zijn duidelijk, wij doen de route van vorige week nog eens over. Toen ging het niet helemaal goed met het gevolg dat we twee kilometer omliepen en in plaats van om half één om twee uur overvoeren. Met deze twee experts op wandelgebied moet het lukken, is de gedachte. De aanloop naar ons startpunt is duidelijk, het Pannenkoekenhuis in Barendrecht, vijf kilometer hier vandaan. Tijd zat om elkaar de laatste nieuwtjes te vertellen en mijn plannen uit de doeken te doen. Al gauw blijkt dat Piet het weer goed heeft ingeschat en zonder jas van start is gegaan. Ik hang mijn jasje binnen de kortste keren ook aan de kapstok. Het lijkt een echt Hollandse zomerdag te worden. We stappen flink door en zijn bij het pannenkoekenhuis dan ook aan rust toe. Het is te vroeg voor een 'bakkie', dus zetten we ons neer op een bankje en heb ik de gelegenheid om mijn meetapparatuur in te stellen. Hier begint het echte werk, het meten van de afstand en het bepalen van de route vanaf hier tot aan de haven van Puttershoek. Voor alle zekerheid, want je kunt nooit weten, heb ik ook nog pen en papier bij de hand. Vol verwachting kloppen onze harten. Vooral Theo is nieuwsgierig naar wat hem te wachten staat. Het stuk naar de tunnel en langs de restanten van wat eens de Barendrechtsebrug was, is oude koek. Maar dan ? Anders dan de vorige week, dalen we nu af naar de tunnelbuis voor het langzame verkeer om even verder links aan te houden. Zodoende vermijden we het gebruik van lift of roltrap aan deze zijde. Aan de andere kant gaan we wel via de roltrap naar boven. Ik probeer het wel, maar het lukt mij niet om zonder de leuning boven te komen. Na dit spectaculaire gebeuren gaan we linksaf naar boven en zoeken het pad door de grienden aan de Hoekse Waardse kant van de Oude Maas. Hoe zou het pad eruit zien na de storm met zware regenbuien van afgelopen woensdag? We gaan het ondervinden. Als gewoonlijk ben ik degene die de klappen van de zweep op moet vangen door voorop te lopen. Distels, brandnetels en vooral bramenstruiken, ze staan te dringen om mij aan te vallen. Ik geef geen krimp, maar God hoort mij brommen als ik voor de zoveelste keer een schram oploop. Piet en Theo hebben geen pijn. Zij hebben lange mouwen en hun broek heeft in tegenstelling tot de mijne pijpen tot op de schoen. Op de hoogte van de Gorzenweg verlaten we de grienden en gaan het bos in. Over omgewaaide bomen klimmend en klauterend ontmoeten we dezelfde dame van de hondenuitlaatservice op gepaste afstand en roepen haar een welgemeend 'goedemorgen' toe. Tot aan de Boonsweg gebeurt er niet veel en verder tot aan de betonnen brug over de Blankert ook niet. Op afstand keuvelend met elkaar zetten we het ene been voor het andere en schieten zo lekker op. Theo denkt dat we veel te snel gaan en straks bij het pontje lang moeten wachten op de overvaart. De eigenlijke route door dit gebied loopt langs de akkerrand waar momenteel de maïs ver over het pad hangt. Vandaar dat we door het open veld gaan. Ganzen staan ons met verwonderde blik op te wachten. De koeien van verleden week hebben zich verscholen in het dichte riet van de binnenlanden. Af en toe klinkt er een schot, bedoeld om de ganzen uit het maïs te houden, maar de vogels trekken zich er niets van aan, vliegen even op en strijken enige meters verder weer neer. En dan komt de betonnen brug. In mijn gedachten ben ik daar een tijdje terug over gekomen, maar niets blijkt minder waar te zijn. Een discussie volgt, waarbij ik mij op het laatst laat overtuigen dat mijn herinneringen niet parallel lopen met de werkelijkheid. Dus we gaan verder door de koeienvlaaien en stekende distels en komen uiteindelijk toch bij de brug, dewelke ik bedoelde. Heb ik toch nog een beetje gelijk. Alvorens we onze tocht af kunnen maken, komen we nog in contact met een wandelend echtpaar, dat ons na de eerste paar formele zinnen probeert over te halen om hun zienswijze over het coronavirus te aanvaarden. We gaan er verder niet op in en vervolgen onze weg over een wat hobbelig pad, waar vooral Theo met zijn zere rug last van heeft. En we treffen het met het weer. Een glimp van de zon verheldert de omgeving en op een bankje gezeten met zicht op de overkant bespreken we het tot nog toe beleefde. Zowel Theo als Piet zijn ervan overtuigd dat deze tocht door iedere wandelaar gewaardeerd zal worden. Met dit compliment lopen we de laatste paar honderd meter naar 'de Putter', dewelke ons om half één overzet naar de Zwijndrechtse kant van de oever. Wij hebben onze taak volbracht en kunnen tevreden huiswaarts keren. Quirinus. |