Het is vandaag de bedoeling dat we eens via een andere hoek door Hendrik Ido Ambacht trekken om onze portie beweging te krijgen. Al vóór achten sta ik bij Heine voor de deur en kunnen we beginnen. Zoveel mogelijk in de schaduw blijvend, lopen we naar de rotonde op de Burgemeester Jansenlaan, steken over en gaan via de achterkant van het ziekenhuis naar de Ter Steeghe Ring. Ondertussen probeer ik Heine uit te leggen dat het niet de bedoeling is om er een lange dag van te maken vanwege de te verwachten warmte. Of het tot hem doordringt is maar de vraag. Hij is nog helemaal onder de indruk van de ontmoeting met oud-collegae uit het groen in zijn Bakensteinse periode. Al van ver zag hij ze aan het werk in de Warmoezierstraat met het schoffelen en onkruidvrij maken van de boomspiegels. Zoals te verwachten was, is het al vrij gauw warm. De zon staat aan een haast wolkenloze hemel en klimt gestaag hoger. Als we bij de Langeweg uit de beschutting van gebouwen en bomen komen en hij ons van bovenaf bestraalt, krijg ik steeds minder zin om verder te gaan. Heine, daarentegen, denkt aan zijn kilometers en geeft geen krimp. We steken even de weg over en gaan bij Niek de Koning het erf op om een goedemorgengroet te brengen aan de man die ons al jarenlang van groenten, fruit en aanverwante artikelen voorziet. Heine is verrast door dit bliksembezoek, hij had er niet op gerekend. Zijn gedachten gaan terug in de tijd dat hij na schooltijd als hulpje fungeerde bij de vader van Niek, Siem, bij het rondbrengen van melk. Wij gaan verder en steken voor de zoveelste keer de Langeweg over om naar de Baak te gaan. Wij zijn ons van geen kwaad bewust als we het hek met stopbord negerend verder lopen en bij de ingang van het Baakpad wederom voor een obstakel komen te staan. Het pad is geheel afgesloten en er is geen doorkomen aan. Hebben we het hele stuk voor niks gelopen? Twijfelend staan we stil en er lijkt niet anders op te zitten dan rechtsomkeert te gaan. Heine heeft zich trouwens al omgedraaid, maar zogezegd, ik twijfel. Ter rechterzijde strekt zich een groot gebied met opgespoten zand uit. In de verte zie ik het verkeer op de Ambachtsezoom en ik besluit om deze vlakte die er verder onschuldig uitziet, over te steken. Weifelend, maar gehoorzaam, volgt Heine mij enigszins schoorvoetend. Hij heeft in tegenstelling tot mij licht schoeisel en vertrouwt het zand niet erg. We volgen een soort van spoor door de hoog opgeschoten herik. Af en toe springt er een haas uit de wildernis en rent zigzaggend weg, waarbij het korte staartje als een razende heen en weer schiet. Op een afstandje blijft de haas staan, steekt zijn oren omhoog en op zijn achterpoten staand bekijkt hij ons, de indringers in zijn leefgebied. Wij, intussen, naderen de Ambachtsezoom, maar worden tegengehouden door een niet te overbruggen sloot. Het zand wordt steeds ruller en de zon steeds warmer. Ook de herik lijkt met de minuut hoger te worden. Hij begint te twijfelen of we hier ooit nog uit deze woestenij zullen komen. Want ook bij de volgende poging is het een diepe met riet omzoomde sloot die ons tegenhoudt. Een fietser, amper beroepbaar, adviseert ons om het eens aan de andere kant te proberen als ik hem toeroep om ons een handje te helpen. We steken, grote stofwolken achterlatend, de dorre vlakte over en ook hier is een sloot van voldoende breedte die ons tegenhoudt. Je zou haast willen dat we als vermist worden opgegeven en dat de politie naar ons op zoek zou gaan. Zo ver is het nu nog niet. Veel keus is er ook niet. Moeten we verder of gaan we terug? Ik zal moeten beslissen, want Heine heeft het te druk met klagen over de toestand waarin ik hem gebracht heb. Op een niet eens zo'n grote afstand zie ik de mij bekende huizen, waarvan ik de bewoners ook bij naam ken, maar onbereikbaar voor ons. We moeten het zelf oplossen. We sjokken verder, meer is het niet, en dan zie ik in de verte het glinsteren van het metalen hek, waar wij, de regels negerend, langs gelopen zijn. We lopen in die richting en na een poos zijn we verlost van het zand. De lust om verder te lopen is ons nu wel vergaan. Volgens de kortst mogelijke route breng ik Heine thuis en ga dan zelf ook naar huis. Drie uur na vertrek ben ik terug en heb volgens de GPS 12 km afgelegd. Terugdenkend aan het parkoers moet ik bekennen dat het natuurlijk fout was om aan een opwelling toe te geven, maar van de andere kant hebben we iets meegemaakt dat ons geen tweede keer zal overkomen. Quirinus. |