Om kwart vóór negen staan we, Martha, Summer en ik, bij de Veerweg te wachten op de 'Putter', het pontje dat Puttershoek met Zwijndrecht verbindt. Piet Lommers, uit 's Gravendeel, zal ons vandaag de weg wijzen door de wildernis van Heinenoord en Kuipersveer. Als man van zijn woord komt hij met de laatste ochtendmogelijkheid overvaren en voegt zich bij ons. Vanaf dit punt aan de Oude Maas met aan onze rechterhanden het imposante ARA-hotel en links van ons het verkoelende water van de Oude Maas, waarmee Dordrecht in open verbinding met de zee staat. Het weer is, zoals de weerman het dagelijks noemt, variabel. Het kan dooien of het kan vriezen. Voor ons gevoel is het gewoon zomers en de jasjes zijn aan de denkbeeldige kapstokken blijven hangen. Vol goede moed zetten we de eerste stappen op wat een memorabele dag zal worden. We volgen de oever van de snelstromende rivier over een spoor in het gras. Af en toe strijkt er een distel of bramenstruik langs onze benen en armen en het ruisen van het riet brengt ons in een waan van landelijkheid. We hebben breed uitzicht over de ons omringende gebieden. Over het water het pittoreske dorpje, Puttershoek met de karakteristiek gebouwde huisjes van honderden jaren oud. In het heldere zonlicht glanzen de opslagtanks van de voormalige suikerfabriek, dewelke het dorp wereldbekendheid heeft gegeven. Rechts van ons zien we door het groen de kunstmatige hoogte van wat eens een vuilnisbelt is geweest. Van begin af aan voer ik het woord en vind in Summer een goed toehoorder. Martha denkt alles al te weten, maar uiteindelijk blijkt dat zij van haar geboortestreek weinig heeft onthouden. Zij is helemaal verknocht aan de Zaanstreek, waar zij vanaf haar tweede jeugd is gaan wonen. Piet vertelt terloops nog dat hij hier vlakbij, het tegenwoordige Oudelands Ambacht, is geboren en in Zwijndrecht is opgegroeid tot de man, die hij nu is. Al pratende blijkt dat wij vele gemeenschappelijke kennissen hebben. Zo verstrijkt het eerste uur met praten en ongemerkt zijn we de grens met Barendrecht reeds gepasseerd en staan we oog in oog met het landelijk bekende pannenkoekenhuis, de Oude Maas. Wij zijn nog te vroeg om meteen naar binnen te gaan, want ons tempo lag vrij hoog. Geduldig wachten we tot de deuren open gaan en genieten in het gezellige restaurant van een welverdiende dronk. Welbeschouwd is dit de eerste aanzet tot de verlate binnenkomst aan het eind van de tocht. Nog even flesjes vullen en een laatste plasje doen en dan gaan we verder in de richting van de inmiddels vaak beschreven Heinenoordtunnel. Halverwege staan we nog even stil bij de imposante brugwachterswoning bij de gesloopte Barendrechtsebrug. Natuurlijk roept dit bij mij vele herinneringen op uit de tijd dat ik hier regelmatig met mijn schip passeerde op de weg van zee naar Dordrecht of Moerdijk of in omgekeerde richting. Brugwachters die in slaap waren gevallen of varen in de mist, waarbij de brug op een haar na gemist werd. Ik kan er een boek vol over schrijven. Mijn luisteraars hangen aan mijn lippen. Op enige afstand zien we al het voortrazende verkeer dat uit de grote tunnelbuis voor het snelverkeer stroomt. Wij hebben het voorzien op de tweede buis, bestemd voor het langzame verkeer. Als gewoonlijk werken de roltrappen niet en gaan we met de lift de diepte in. Een koude tocht komt ons tegemoet als we diep onder het water met droge voeten de Hoekse Waard proberen te bereiken. Enkele duiven maken gebruik van deze windstroom en laten zich erdoor meevoeren. Verder is er, ook vanwege de schoolvakantie, weinig verkeer. Ook hier stappen we flink door. Het is alsof er een soort van angst over ons komt. Het realiseren van de smak water, slechts gescheiden door een betonnen wand, boven onze hoofden. En ik, niet voor de eerste keer, haal opgelucht adem als we aan de andere kant weer op normaal niveau staan. Op aanwijzing van Piet zoeken we het begin van het bospad op. Er gaan geruchten of eigenlijk wordt er al openlijk over gesproken dat dit bos of althans een groot gedeelte ervan, op het punt staat te verdwijnen. De bomen moeten wijken voor windmolens van zo'n 200 meter hoog. Op zijn minst geen mooi uitzicht en zeker geen vooruitgang voor de mooie Hoekse Waard. Voorlopig is ervan bouwactiviteiten nog niets te merken en wij ploeteren voort over het soms wat drassige pad. Ik denk terug en vertel er ook over dat ik hier in het verleden een WS'78-tocht heb uitgezet. Ik weet niet meer precies wanneer, mogelijk zelfs in de vorige eeuw, maar ik weet wel dat het hier destijds erg blubberig was. Piet, geholpen door een app, wijst ons feilloos de weg en ongeschonden bereiken we de Boonsweg, waar ter linkerzijde de overblijfselen van de oude Barendrechtsebrug preiken. We vinden dat we flink zijn opgeschoten, maar op mijn klokje kijkend, twijfel ik eraan dat we het pontje van half één zullen halen. De hekken, door de boer stevig afgesloten met ketting en hangslot, waar overheen geklommen moet worden, kosten tijd, maar geen eeuwigheid. Ook de aandacht voor het jongvee, waarvan één met een hartje op haar bles, kost tijd, maar het is geen wedstrijd en een half uurtje later zal ons een zorg zijn. Ongeveer halverwege de Blankert, daar waar een brug naar de andere oever voert en een paar hekken ons de weg versperren, gaat het erop lijken dat Martha en Summer niet op tijd zullen zijn om met hun Bassie, een kater, bij de dierenarts te zijn. Ik krijg haast en nu is haast volgens de volksmond een slechte raadgever, maar er wordt dit keer wel naar geluisterd en gehandeld. Ik meen mij te herinneren dat er een kortere route is naar 't Weegje door over de brug naar rechts te gaan door het kwetsbare gebied, maar komen na een kilometer tot de ontdekking dat het de verkeerde weg is en wij moeten omkeren. Weer een half uur dat verloren is gegaan. Met wat gemor, maar niet hardop, lopen we terug naar het hek, halen de mastworp los, dewelke ik er had ingelegd en gaan verder op de goede weg. Het lopen door het zompige veld met koeienvlaaien verwordt tot een soort van sjokken en het gemor wordt iets openlijker en meer op de man, in dit geval ik, gericht. Met gebogen hoofd hoor ik het aan en wijs mijn volgers op de grote veranderingen die in dit gebied zijn ontstaan en nog zullen komen. Het vooruitzicht dat we er bijna zijn, doet de gezichten opfleuren en de goede stemming keert terug. Vooral Summer, denkend aan de appeltaart, die op haar staat te wachten, zie je opveren en de pas wordt versneld. Maar omdat verloren tijd niet is terug te draaien helpt het geen zier. We zien het pontje voor onze neuzen wegvaren en wachten geduldig op die van twee uur, anderhalf uur na de geplande pont. Nabij het café op de oostelijke havenzijde nemen we afscheid van Piet en danken hem voor zijn hulp en gezelligheid. Wij varen over en met enige weemoed kijken we terug naar de oever die we achterlaten. Stappen aan de overkant in de auto en rijden naar huis. Al met al een heerlijke wandeldag met veel leerzame momenten en onsterfelijke herinneringen. Quirinus. |