Het is dat Heine zo aandringt om te gaan wandelen, anders was ik de deur niet uitgegaan. De weersverwachtingen zijn niet al te best. Veel wind en miezerregen. Vooral dat laatste lokt mij niet. Uitstellen tot morgen gaat ook al niet, want Heine is vandaag vrij en niet morgen. En....zegt hij er nadrukkelijk bij : 'Bewegen moet.' Dus om half negen sta ik op straat in de herrie van de renovatie en constateer dat het helemaal niet regent. Het waait wel, maar de wind heb ik voorlopig in de rug. Geen nood. De kleine twee kilometer naar Heine loopt als een zonnetje. Er zijn nauwelijks mensen op straat die eventueel in de weg lopen. Slechts een enkeling gaat te voet. Fietsers, zie je trouwens ook niet veel, vanwege de lockdown. In de buurt van het station wat autoverkeer en dat is alles. Dus nog vóór negen uur, de afgesproken tijd, ben ik bij mijn zoon. Heine staat mij op te wachten, dus we trekken gelijk aan onze stutten. Hij vraagt niet eens waar we naar toe gaan en volgt mij op de voet. Via wat straatjes komen we bij de Warmoezierstraat en daar steken we de van ouds bekende Rotterdamscheweg over. Laten de torenhoge flats, Eemstein en Zonnestein achter ons en het is dat een plaatsnaambord ons erop wijst, lopen we zo onze buurgemeente, Hendrik Ido Ambacht binnen. Via de Zwanebloem en de Krommeweg komen we bij de Zuidwende en volgen deze wandelstraat in noordelijke richting met nog immer de wind van achteren. Het doet Heine opmerken : “Het gaat lekker zo.” En inderdaad het gaat als een trein. We lopen over het verharde pad. Het zwerfpad door het struikgewas laten we links liggen. Enkele honduitlaters zie ik eruit komen met bemodderde schoenen en een enkele zelfs met laarzen. Heine is nog wel nieuwsgierig hoe we verder zullen gaan, maar ik laat hem nog even in het ongewisse, want zelf weet ik het ook nog niet. Ergens ben ik nog steeds bang dat we een bui regen over ons heen zullen krijgen, hoewel het er niet naar uitziet. Bij het oversteken van de verschillende wegen treffen we het dat de lichten net op rood springen als wij aankomen, dus kunnen we mooi even tot rust komen. Een bankje hoeven we voorlopig nog niet te verwachten, want die zijn ook hier dun gezaaid. Een plaatsnaambord vertelt ons dat we Hendrik Ido Ambacht verlaten, maar zegt er niet bij welke gemeente aan de andere kant van de grens begint. Ik denk dat het Ridderkerk is. Niettemin, wij beginnen aan de klim over het viaduct dat de A16 overspant. Een hele tippel eer we de overkant en de kruising met de Langeweg, de voortzetting van de Rotterdamscheweg, bereiken. Het weer knapt zienderogen op. Er komt zelfs een glimp van de zon te voorschijn. Ik realiseer mij dat er verschillende wegen zijn om thuis te komen, maar ik kies niet bepaald de kortste. Vanaf de Munnikensteeg slaan we af naar de secundaire variant en gaan we op het grote spoorwegemplacement, de Kijfhoek, af. Kilometers lange treinen staan te wachten op vertrek. Meest tankwagons, geladen met de meest giftige stoffen, waar zonder de mens niet meer kan leven. De akkers bezijden ons liggen er nat en leeg bij. Vogels, eksters en meeuwen, vliegen af en aan om wormen uit de vette klei te trekken. In de bermsloot genieten een stuk of wat waterhoentjes van de aankomende lente door elkaar te bespringen als was het al zo ver. Heine, intussen, vraagt zich hardop af hoeveel kilometers hij zal mogen bijschrijven in zijn boekje. Aanvankelijk is het mijn bedoeling om via de Buitendreef verder te gaan, maar als we erbij zijn, zie ik er toch maar vanaf. De blubber lokt niet erg. In plaats van, gaan we verderop, bij de Gemeentewerf, de Middellijn in en lopen die geheel uit om de Heer Oudelandslaan te bereiken. Herinneringen aan vroeger dagen van wandelingen met de kinderen of fietstochtjes met de vrouw komen boven. Ook Heine herinnert zich nog de namen van vroegere bewoners. De voormalige varkensschuur, waar het vroeger zo vreselijk stonk, herbergt nu nog een toom hoenderen. Bij het viaduct, de Bakesteinpoort, onderbreekt de telefoon onze mijmeringen over vroeger. Via via krijg ik de opdracht om Heine mee te nemen in plaats dat ik hem thuis aflever. Hij moet eerst voorzien worden van liquide middelen, zodat hij boodschappen kan doen bij de supermarkt. Zelf heb ik geen cent op zak, dus daar help ik hem niet mee. Dat ze mij hiermee twee kilometers door de neus boren, moet ik maar op de koop toenemen. Zo kan het gebeuren dat we om vijf over elf aanbellen en binnengelaten worden. Met ruim elf kilometer op de teller mag ik tevreden zijn over de portie beweging. Heine krijgt zijn centjes en loopt zijn twee extra kilometers naar huis. Quirinus |