Volgens de wandelkalender is er in de buurt niet veel te verhapstukken en lijkt Lexmond het meest dichtbij, dus spreken we af dat wij er ook heen zullen gaan. We zijn nog maar net onderweg of mijn wandelvriendin, Olijfje roept mij per whatsapp op dat zij op weg is naar Dordrecht. Een tocht van WIK, die niet officieel vermeld staat. Wat te doen? Theo in de steek laten en naar Dordrecht gaan of gewoon onze weg vervolgen, want woordbreuk is niet mijn stijl. Even half negen, bij aankomst in Lexmond, zit Theo reeds op ons te wachten en na inschrijving en nog wat geklets met deze en gene, gaan we om negen uur naar buiten om ons aan de 15 km-route te wagen. Het is nog bewolkt en de wind is dun, maar aan de horizon ligt een vrolijk najaarszonnetje op ons te wachten. Weldra laten we het bewolkte gedeelte achter ons en worden we tijdens het fotograferen gehinderd door deze laagstaande zon. Via de parkeerplaats, waar enkele laatkomers nog de laatste gaatjes aan het opvullen zijn, bereiken we de Nieuwe Rijksweg die liniaalrecht zo ver het oog reikt voor ons ligt. Aan weerszijden van deze voor Lexmond zo belangrijke verbinding met de omgeving liggen afwisselend boomgaarden en boerenhofsteden. Aan de hand van het afgevallen blad proberen we in te schatten welke vrucht hier is geteeld. Ik leg mij er niet op vast, maar ik denk dat het hoofdzakelijk appels en peren geweest zullen zijn. Daar ik af en toe wat achterblijf om van een en ander een foto te nemen, moet ik soms op een holletje mijn maatjes, Theo en Heine, in zien te halen. Even verderop gaan we bij een slagboom rechtsaf een graspad op en lopen we een tijdlang tussen de knotwilgen door de wolkdrijvende lucht tegemoet. Van sommige dezer wilgen begrijpen we niet dat ze overeind kunnen blijven en dat er überhaupt nog leven in zit. Het is de schors waar wij tegenaan kijken. De sloten zijn bevolkt met allerlei gevogelte, waarvan de zwanen en reigers de hoofdmoot vormen. In probeer nog wel om hen in de lens van mijn camera te vangen, maar bij de minste geringste beweging mijnerzijds vliegen zij op en verdwijnen ergens in het ruime land. Op een gegeven moment lopen we langs de boorden van een wijds kanaal, waarvan we aanvankelijk niet weten welk het is. Al gauw is ons via de hectometerbordjes duidelijk dat het om het Merwedekanaal gaat. Scheepvaart is tot in de verste verte niet waarneembaar, slechts een brug als verbinding met de overzijde is in zicht. Het loze vissertje, gebruikelijk attribuut langs dergelijke wateren, ontbreekt. Misschien te koud of is het de sombere weersverwachting die hem afschrikt. Bij de Bloemendaalseweg gaan wij, in tegenstelling tot de 25 km-lopers, linksaf en keren we het kanaal met brug de rug toe. Ons uitzicht krijgt weer een meer landelijk karakter met boerenerven en goed afgeschermde buitenhuizen, waar gevaarlijk uitziende hofhonden de wacht houden. Later, als we de Helsdingse Achterweg zijn ingegaan, zien we van verre reeds de bekende vlag van de organisatie der wandeltocht wapperen in de strakke wind ten teken dat we de eerste vijf kilometers erop hebben zitten. Hier, bij kaasboerderij van Rossum, is de tent opgeslagen en wordt ons tegen betaling een consumptie aangeboden. En eerlijk gezegd ben ik althans aan rusten toe. Het heeft mij genoeg energie gekost om zo ver te komen. Ik heb de thee nog maar nauwelijks naar binnen gewerkt of mijn maatjes dringen erop aan om op te stappen en de tocht te vervolgen. Volgens de stand van de minutenwijzer moet ik genoeg tijd hebben gehad om verder te kunnen, maar mijn lijf is nog niet zo ver, dat had graag iets langer gebleven. We vervolgen de weg met de vreemde naam en komen uiteindelijk in de bewoonde wereld van Vianen aan. Hier vergeet ik mijn vermoeidheid en kijk mijn ogen uit. Ik had niet verwacht dit hier aan te treffen. Vianen ken ik nauwelijks. Ooit in het verleden heb ik de stad op een wandeltocht doorkruist, maar dat was nog voor de tijd dat het een Utrechtse gemeente werd en mijn pensioen nog in guldens werd uitgekeerd. De winkelstraat ligt er fleurig bij met zelfs hier en daar ballonnen als versiering. Het is er niet druk, want Vianen is een soort van slaapgemeente en de bewoners hebben gemeend dat zij hun vrije tijd in bed door moeten brengen. Wij hebben alle ruimte om rond te lopen en te kijken. Straten met namen als was het een residentie gaan aan ons voorbij en hier gebeurt het dat ik af en toe een moment stil moet staan om de pijn in mijn rug op te vangen. Even, bij het passeren van een bushalte, denk ik er nog over om per bus terug te keren naar de startplek, maar een eergevoel weerhoudt mij ervan. Zo goed en zo kwaad als het gaat strompel ik door mij vaak afvragend hoelang het nog moet duren. Theo draait zich geregeld om wacht tot ik ben bij gestapt, waarna ik een korte rust neem op elk voorhanden zijnd straatmeubilair. Veel van de omgeving neem ik niet meer in mij op. Overleven en de volgende rustplaats bereiken is het belangrijkste. Toch nog vrij onverwacht sta ik oog in oog met de eerder genoemde kaasboerderij, waar wederom genood wordt om te rusten. Ik vertel mijn maatjes van mijn plan om te stoppen en verwacht van hen dat zij zonder mij verder gaan. Met instemming gaan zij op mijn plan in en na de thee brengt Theo van SWD mij terug naar Lexmond. Quirinus. |