Een mens wil wel eens wat anders, dus wordt er besloten om het eens verderop te proberen. Onze keus valt op Kinderdijk. Vooral de molens trekken Heine aan. Maar....... hoe pakken we het aan? Dat mag ik uitzoeken. Met een beetje surfen op internet kom ik bij de Groene Wissels terecht en meteen op het idee hoe de tocht te laten verlopen. Gewoon starten in Alblasserdam en via de Lek naar Kinderdijk lopen. De terugweg zien we daar wel. Heine is mooi op tijd en om acht uur kunnen we bepakt en bezakt op weg naar Alblasserdam. Het is daar even zoeken naar een veilige en gratis parkeerplaats. Niet dat er niet voldoende zijn, maar meer omdat ik er heg noch steg ken. Het pakt allemaal goed uit en om half negen of eigenlijk nog iets eerder zijn we op pad. Maar voor ik de verkeerde kant uitloop, schiet ik nog even een langslopende burger aan en vraag hem in welke richting wij zullen gaan. Met brede armgebaren en een stortvloed van woorden wijst hij ons de weg. Doodsimpel, altijd maar rechtdoor en dan loop je er vanzelf tegenaan. Voorlopig is het nog niet zo ver, eerst zien we vele bijzonderheden van Alblasserdam. De terrasjes die in gereedheid worden gemaakt voor de dorstige toerist. De talloze jachtjes in de haven en de jachtige mensen om ons heen. Een mierennest is er niets bij. Wij, als wereldreizigers, zijn wel wat gewend en trekken ons er niets van aan. Wij lopen in de richting die de man ons gewezen heeft. Eigenlijk is het vragen overbodig geweest, want op het wegdek staat om de zoveel meter een molen en een pijl getekend. Maar goed, dat is achteraf en van achteren kijk je een koe in zijn kont. Over het fietspad en aan onze linkerzijde de Lek ontlopen we de stadsdrukte en komen in de weldadige rust van het buitenleven. Het kabbelende water tegen de boorden van de rivier, de koeien in de weide en het lichtwuivende riet langs de oever. Onze jarige Heine is op de spreektoer en verhaalt over zijn vele reizen die hij al gemaakt heeft. En.... hij vraagt zich af waar zijn volgende vakantie naar toe zal gaan. Af en toe moet ik hem tot stilte manen. Niet dat hij nou zo zoveel gerucht maakt, maar omdat ik deze stories al ken. Hij raakt er niet over uitgepraat. Zo nu en dan wordt onze aandacht getrokken door een schip dat uit het heldere zonlicht in onze gezichtskring opduikt. We proberen de naam op de boeg te ontcijferen en steevast komt Heine met de vraag waar het schip naartoe gaat. Natuurlijk moet ik hem het antwoord schuldig blijven, maar om hem niet teleur te stellen, verzin ik maar wat. Een kinderhand is gauw gevuld en wat niet weet, dat niet deert. De sportfietsers flitsen ons voorbij, maar de hectometerpaaltjes gaan minder snel. Toch lopen we in rap tempo, want last van de warmte hebben we niet. Een fris briesje waait vanaf de Lek ons verkoelend tegemoet. Het is echt zo'n heerlijke zomerdag waarover in liedjes gezongen wordt. En wij genieten. Na een viertal kilometers zijn we bij de ingang van de Molengang en lopen we de hordes buitenlandse toeristen tegemoet. Net als ik heeft Heine geen zin om bij de molen naar binnen te gaan en om even tot rust te komen, nemen we plaats op een bankje. Tijdens het lessen van de dorst bedenk ik wat we zullen doen om terug te gaan naar de plek waar de auto staat. Dezelfde weg in omgekeerde richting trekt mij niet. We komen in gesprek met enkele fietstoeristen op weg van Amsterdam naar Parijs. Een tocht van 700 km, die zij in een week hopen te doen om later met de trein terug te gaan naar onze hoofdstad. Het doet mij denken aan vroeger toen ik als avontuurlijke jongen ook op de fiets zonder versnellingen en andere hulpmiddelen met een club vrienden ook naar Parijs gingen. Van de zeven waar we mee begonnen, kwamen we met z'n drieën aan. En Heine heeft zijn mond weer vol over zijn reizen, weliswaar comfortabeler, naar Indonesië en Amerika en nog een paar. De tijd vliegt voorbij en we moeten verder, dus met een groet nemen we afscheid en gaan verder. We slaan een weg in, waarvan we niet weten waar hij ons naartoe zal leiden en het geeft mij het gevoel van ontdekkingsreiziger, zoals ik dat ook had tijdens het begin van mijn zeemansbestaan. Een prachtig pad, omringd met bomen, dus grotendeels in de schaduw, slingert zich voor ons uit. En omdat ik het idee heb dat het ergens naartoe zal gaan, blijven we het volgen. Toch besluit ik het te vragen en daarvoor houd ik een wielrijdster aan. Zij vertelt mij dat het pad eindigt in Alblasserdam en dat ik dan nog rechtsaf hoef te slaan om op de Lekdijk nabij de Haven uit te komen. Gezegend met deze wetenschap geniet ik dubbel van de prachtige omgeving met eendjes in de gracht en trillende schaduwen op de grond. Het is een lange weg, maar verveelt geen moment en met de wetenschap dat hij ons naar ons doel zal leiden, maak ik mij geen zorgen ook. Wij blijven even stilstaan bij enkele kleine kinderen, die de eendjes voeren. Hun toekijkende Oma lacht ons minzaam toe en vertelt met trots dat zij in één der molens woont en dat de kleintjes bij haar logeren. Maar dan bedenkt zij dat zij haar mond voorbij heeft gesproken, zij roept de kleintjes tot zich en weg zijn ze, Heine verbijsterd achterlatend. Wij vervolgen onze weg, tot de straat waar de fietsmevrouw over heeft gesproken, de naam van de straat ben ik vergeten, gaan rechtsaf en komen na een poosje op de Lekdijk. Nu is het nog maar een hortje naar de auto en eigenlijk te vroeg zijn we op de parkeerplaats. Een vrouw ligt op haar knieën onder de auto te kijken. Ik vraag haar of zij een bom heeft geplaatst, want dat zij dan verkeerd bezig is. Zij stelt mij gerust en vertelt dat zij op zoek is naar een kostbaar armbandje dat zij hier waarschijnlijk verloren heeft. Ik wens haar veel geluk met zoeken en stap met Heine in om na een heerlijk dagje naar huis te rijden. Quirinus. |