Laat er geen gras overgroeien, want dat zet geen zoden aan de dijk, moet mijn gedachte geweest zijn, toen ik voorstelde aan Theo om met mij mee te lopen, terwijl ik het nog ontbrekende deel van het parkoers op GPS ging zetten. Theo was bereid, want er was verder op wandelgebied niet veel te beleven. Heine vindt alles goed en hobbelt gewoon mee. Acht uur wordt afgesproken om hier tezamen te komen en met z'n tweeën naar het startpunt te lopen. Heine voegt zich daar dan bij ons. Zoals gewoonlijk is Theo ruim op tijd en lopen we op ons gemak door de stille straten van het, nog op het oog, slapende stadje. Ik moet mij bij Theo wel verontschuldigen voor het overhoop liggen van de straten. De rioleringen worden vervangen en de bestratingen opnieuw gelegd. Bergen zand en stapels tegels en stenen liggen her en der te wachten tot het werkvolk terug is van vakantie. Met wat voorzichtigheid bereiken we ons doel, waar Heine reeds ongeduldig op zijn horloge kijkend staat te wachten. Hij heeft er schijnbaar weer zin in. Om twintig over acht, tien vóór half negen, zetten we de eerste stappen in de richting van de grote rust van 25 september. Het weer lijkt goed, hoewel de regen niet ver weg is. Het is droog en zwaar bewolkt in weerprofetentaal. Hoewel Heine zegt de weg te kennen, blijft hij voor alle zekerheid toch dichtbij ons en loopt ons danig voor de voeten. Tot we de Bakensteinse Poort onderdoor zijn en er alleen nog vooruit gegaan kan worden. Heine zet er een spurt in en is onbereikbaar voor ons geworden. Alleen bij het Groot Karregat stopt hij om ons op het bord van DrechtwerkGroen te wijzen. Voor hij overgeplaatst werd naar de Dordtse vestiging, was zijn dagelijkse gang naar hier. We lopen de gebruikelijke route, zoals ik die al verscheidene keren gelopen heb en die in mijn hoofd verankerd ligt. Geen moment hoef ik te twijfelen. Theo zegt niet veel, maar aan hem is te zien dat hij het naar de zin heeft. Alleen in de Munnikendevel, een prachtig natuurgebied, laat hij zich erover uit het prachtig te vinden. Vanuit het wuivende riet komen de vogelgeluiden op ons af als een soort van muziek. Een dood ratje ligt roerloos op het pad. Ten prooi gevallen van weer een hoger wezen in het ecosysteem dat wij gestoord hebben in zijn ontbijt. Het is hier allemaal puur natuur en onwezenlijk stil. Op de Lindenweg, ik ben hier nog steeds op zoek naar een geschikte plek voor een wagenrust, loop ik even een erf op, maar vang ik bot, want er is geen mens in en om het huis te vinden. Waarschijnlijk aan het werk. Niet voor iedereen geldt dat de zaterdag een vrije dag is. Wij zijn wel vrijwillig op pad en zetten onze tocht voort. Tussen de boerderijtjes en andere bedrijven liggen velden vol spruiten, want sinds eraan de export naar Amerika goed geld verdiend wordt, een gewild product om te verbouwen. De aardappelen zijn meest gerooid. Er zat toch geen groei meer in met dat droge weer en beregenen gaat ook niet voor niks. Heerjansdam, nog stiller dan Zwijndrecht in de vroege ochtend, ligt er min of meer verlaten bij. Slechts een enkeling waagt zich buiten de deur om het hondje even zijn behoefte te laten doen. Maar ook dat gaat op zijn elfendertigst. Alvorens we het dorp doorgaan, nemen we plaats op een uitnodigend bankje en bekijken al rustend al hetgeen er rondom ons gebeurd. De buurtbus is aan zijn eerste rit voor vandaag bezig en onderweg naar Zwijndrecht. De wandellust bij Heine is al aan het tanen, want hij vraagt hoever we nog gaan. Ik vertel hem dat het de bedoeling is om naar Barendrecht te lopen om vervolgens hier terug te keren. Hij gaat er schijnbaar mee akkoord, want hij zegt verder niks. Nadat we allemaal weer tot onze positieven zijn gekomen, zetten we de wandeling door het slapende dorp voort om verderop door Heine erop gewezen te worden dat we ons in Barendrecht bevinden. Ik wijs hem om rechtdoor te lopen, want 'de Kleine Duiker' in de Zuidpolder is de bedoeling. Via een door mij uitgedachte route komen we bij de wijd en zijd bekende recreatieboerderij in de hoop daar iets van drinken te kunnen bemachtigen. Jammer genoeg gaat de kantine pas op het middaguur open en moeten we terugvallen op hetgeen we zelf hebben meegenomen. Heine is ruim voorzien van drinken. Drie flessen sjouwt hij mee en daar mag Theo er graag één van hebben. Nu onze taak volbracht is, blijft over de vraag wat verder te doen. Heine geeft aan dat hij genoeg gelopen heeft en naar huis wil. Theo wil nog wel verder, maar zegt zich bij mij aan te passen. Ik zou ook graag verder willen, maar word al een poos geplaagd door winderigheid en een aanhoudende drang op mijn poeperd en vrees voor een uitbarsting. In ieder geval is de dichtstbijzijnde halte hier twee kilometer vandaan, dus een half uur zitten we nog aan het wandelen vast. Na voldoende gerust te hebben, staan we op en lopen naar 'de Oude Maas', een camping, waar het buurtbusje eens per uur langskomt. Het is pas kwart vóór twaalf als we daar aankomen, dat is drie kwartier wachten en daar hebben we geen zin in. We lopen door naar een volgende halte, aan de Molenweg. Hier vertikt Heine het om nog verder te gaan. Net als vorige week tijdens de regen en onweer gaat hij op de halte af en is niet te vermurwen nog een stap te zetten. Het is nog altijd een half uur te vroeg. Ruim voldoende tijd om naar de Develsluis te lopen. Heine hier achterlatend gaan Theo en ik verder om te constateren dat als het busje aankomt, Heine er niet inzit. Hij heeft het busje voorbij laten gaan en moet nu nog een uur wachten tot de volgende bus. Er volgen enkele telefoongesprekken tussen ons, waarin hij zijn ongenoegen uitspreekt en een directe oplossing eist. Quirinus. |