Het weerbericht liegt er niet om. Zware buien, sommige met hagel en windstoten. Dus wat doe je dan? De één zegt : “Je bent gek als je gaat”. En de ander : “. Je moet hetzelf maar weten. Je bent oud en wijs genoeg”. Maar je hebt bij jezelf al besloten dat je gaat lopen. Dan maar niet zo ver van huis. Zo komt het 'Rondje Hooge Nesse' op de proppen. Het is lang geleden dat ik er geweest ben en er zijn verschillende mogelijkheden om even te schuilen als het nodig mocht zijn. Tegen regen kan je je kleden, maar hagel is een andere zaak, maar hagel heb ik een hekel aan. Het is half negen als ik, nagezwaaid door de vrouw, de deur uitga en via de bekende route naar het Develpad loop. Hier is het dat donkere wolken zich weerspiegelen in het blakke water van de Devel. De zwanen zijn dicht tegen elkaar gekropen tegen de rietkraag. Zal ik dan toch maar teruggaan of gewoon doorgaan? Ik kan altijd nog aan het eind van het pad rechtsom gaan en via een kortere weg terug naar huis gaan. Of schuilen in 't Weetpunt, de plek waar natuureducatie wordt gegeven. Hier komen ook de vrijwilligers bijeen om hun gereedschappen op te bergen en een bakkie te doen. Dus geen enkele reden om ermee op te houden. In het Arboretum vliegen de vogeltjes van allerlei pluimage vrolijk kwetterend in het rond om hun ontbijt bij elkaar te scharrelen. En de bloemen in diverse kleuren knikken mij toe alsof zij hun goedkeuring willen geven aan mijn gezonde bezigheid. Trouwens, de donkere wolken zijn inmiddels overgetrokken en hebben plaats gemaakt voor vriendelijk aanziende blauwe plekken. Geen enkele reden voor mij om hier af te haken. Ik vervolg de oorspronkelijke route en kom via de Munnikensteeg en ga bij de Geerweg naar rechts. Het weer heeft nog steeds zijn vrolijke aanzien, onderbroken wolkendeken met voldoende open plekken om de zon door te laten. Het lijkt meer op een mooie voorjaarsmorgen dan op het doemscenario dat de weerman ons heeft voorgeschoteld. Ik gooi al de zorgen van mij af en beklim de klucht naar de Lindtsedijk. Boven gekomen sta ik even stil en kijk met voldoening de polder met de boerenbedrijven, schitterend in het zonlicht, in. Wat is het hier toch mooi. De koeien grazen in het sappig groene gras en de schaapjes in hun wollige vacht doen niet voor hen onder. Het hek laat ik achter mij dichtvallen als ik de voormalige stortplaats en tot natuurgebied omgetoverde gebied betreed. Zoals te verwachten was, is hier geen mens te zien. De grond heeft niets te lijden gehad van de stortregens van de vorige dag en afgelopen nacht. Hooggelegen doet het zijn naam eer aan. Toch ben ik niet alleen, het is een groot konijn dat vlak voor mij overschiet en in het dichte struikgewas verdwijnt. De vos van één der vorige keren laat zich vandaag niet zien. Zonder mankeren bereik ik de andere kant met de uitgang op het fietspad met de lange naam. Een groepje dames met de bekende stokken komen mijn kant uit en terwijl ik wacht tot zij dichterbij zijn, breng ik het thuisfront op de hoogte van mijn vorderingen. Natuurlijk begrijpen de dames mij verkeerd als ik hen vraag waar zij vandaan komen. Na wat door elkaar gepraat, begrijp ik dat zij uit Zwijndrecht komen en nu op weg zijn naar huis. Vanwege de donkere luchten zijn zij onderweg omgekeerd uit angst overvallen te worden door een bui. Verder laten zij duidelijk merken niet gesteld te zijn op mijn aanwezigheid. Zo'n ouwe vent met zo'n raar oranje petje. Je weet maar nooit. Bij de eerste de beste gelegenheid sla ik dan ook een wandelpad in naar links in de hoop goed uit te komen. De laatste keer dat ik hier liep, was dat pad er nog niet en ik ben nieuwsgierig waar het mij zou voeren. Intussen wordt de lucht wel weer donkerder en verdwijnt de zon achter zo'n dikke pluk. Het pad brengt mij tot de Lindtsedijk. Niet echt mijn bedoeling. Ik had liever een poosje langs de Oude Maas gelopen, maar dat zit er nu niet meer in. Het geeft mij wel een mooie kans om de onderdijkse huizen eens van dichtbij te bekijken. Als je met de auto over de dijk komt, zie je er nauwelijks iets van. Zo kom ik na een poos weer op de Geerweg uit. Nu is het nog maar een wipje naar de Kerkweg, waar vandaan het nog een dikke drie kilometer tot thuis is. De Kerkweg aflopend en de Laan van Nederhoven overstekend brengt mij op de Havikweg, waar het geluk mij in de vorm van een hoop stront toelacht. Ik heb het geluk dat ik er midden in trap. Het moet een grote hond geweest zijn die zo'n bolus kan draaien. De stank stijgt op tot in mijn neusgaten. Omdat ik bang ben dat mijn broekspijpen in de stront gaan hangen, trek ik mijn broek bijna tot in mijn oksels op en ga verder op mijn tocht. En weer heb ik geluk, want op de Valeriussingel is juist iemand bezig met een hoge drukspuit. Op mijn verzoek spuit hij mijn schoenen grondig schoon en hoef ik thuis niet met een tandenstoker de profielen leeg te peuteren. Het laatste stuk wordt de lucht steeds dreigender en net als ik om elf uur binnenstap slaat de hagel neer en is de straat in een mum van tijd spierwit. Dat ik voor het geluk geboren ben, blijkt hier maar uit. Ik heb een leuk tochtje gehad en heb ruim elf kilometer in de benen zitten. Quirinus. . |