Terwijl half Nederland zucht onder de extreme warmte en de weermannen zich druk maken over een mogelijke verbetering van het hitterecord, ben ik druk bezig om mij aan de regels van de SOP te houden. Ergens heb ik gehoord of gelezen dat de gegevens vóór augustus ingeleverd moeten zijn. Dus ik heb nog slechts een week om daar aan te voldoen. Met een hitteplan op zak en voorzien van de nodige adviezen ga ik om zes uur de deur uit als de temperatuur nog enigszins koel aanvoelt. Overal staan de ramen uitnodigend wijd open en uit de meeste ervan klinkt luid gesnurk. En terwijl ik zo door de straten wandel en mijn plan overdenk, komen haast vanzelf mijn tropenjaren in gedachten. Bij ons aan boord waren temperaturen van boven de 40 graden meer regel dan uitzondering. Maar dat was vroeger en toen werd daarop niet gelet. Bij de startlokatie in de Grote Beerstraat stel ik de apparatuur in en het is nog geen half zeven als ik aan de klus begin. Hier en daar wordt een deur opengetrokken. Niet om mij succes te wensen, maar om iemand buiten te laten om naar zijn of haar werk te gaan. Het leven gaat ondanks alle trammelant over warmte gewoon door. Bij elke hoek van de straat of een koerswijziging om welke reden dan ook sta ik even stil om een aantekening op papier te maken. Zo vang ik twee vliegen in één klap en heb ik een elektronische route en één op schrift. Ik ben alleen, dus ik zal alles alleen moeten doen. Ook in Bakestein, een uitgebreid sport- en kantorengebied ben ik alleen op een konijn na, dat vrolijk met het staartje kwispelend enkele meters voor mij uit huppelt. Treinen razen op een tiental meters van mij af met geraas aan mij voorbij. De hele wereld schijnt tegenwoordig haast te hebben. Nou, ik niet en loop op mijn dooie gemak de door mij uitgestippelde route. Vele malen ben ik hier al langs geweest en het parkoers heeft mij dan ook niets nieuws te bieden. Op een paar uitzonderingen na, dat zijn de wijzigingen die ik later, sommigen eergisteren pas, heb aangebracht. Alles kan altijd beter. In het natuurgebied kom ik ook niets tegen, behalve een visser, half verscholen in het riet. Ik vraag mij af of het dezelfde visser is, die ik dit plekje heb aangewezen. Mogelijk is hij tijdens het hengelen en het uitblijven van beet in slaap gevallen. Je weet maar nooit. Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers. Ik stoor mij er niet aan en houd mij aan de instructies die ik van huis heb meegekregen. Af en toe een slokje drinken en regelmatig een telefoontje plegen. En al doe ik het op mijn gemak, ik kom steeds dichter bij mijn doel. Om acht uur ben ik al halverwege. Heerjansdam, ogenschijnlijk een saai dorp, is volop in beweging. Huisvrouwen zijn druk doende om de boel van de vorige avond op te ruimen. Toen, in aanloop naar de nacht, zijn zij er niet aan toe gekomen. De tuinslang helpt hen daarbij. Ik probeer nog tot een praatje te komen, maar zij wimpelen het af. Geen tijd. Ook hier is de haast al toegeslagen. Op een uitnodigend bankje neem ik plaats en neem ik een pauze. Ik ben eraan toe na twee uur tippelen en aantekeningen maken. Vervolgens pak ik de route weer op en ga via de andere kant de Noldijk op. Tijdens mijn overpeinzingen ben ik erachter gekomen dat mijn parkoers veel te lang is en ingekort moet worden. Nu ik toch aan het 'voorlopen' ben, neem ik de kans gelijk waar. Een parkoersbouwer moet flexibel zijn en altijd nadenken over wat zijn gasten ervan zullen vinden. Deze wijziging kent veel goede aspecten. Het scheelt twee gevaarlijke oversteken en de route wordt er voldoende mee bekort om binnen de gestelde limieten te blijven. Petje af voor mezelf. Voor de zoveelste keer ga ik door het klaphek de Zuidpolder in en elke keer weer sta ik versteld van de bloemenpracht die het te bieden heeft. Het heet misschien wildernis, maar het is weergaloos mooi. Vooral nu de zon erbij schijnt en het schittert en glanst. Ik vergeet voor even wat ik aan het doen ben en sla een voor mij onbekend pad in. Ik schrik op uit mijn gepeins en zie een jonge dame dichtbij op een bankje zitten. Ik vraag of zij weet hoe ik van hier bij de recreatieboerderij, de Kleine Duiker, kan komen. Het is te merken dat zij mij niet erg vertrouwd, want zij staat op uit haar zittende houding en roept mij min of meer van afstand toe hoe te gaan. Zelf zet zij er een spurt in en verdwijnt uit zicht. Ik volg de verkregen instructies op en na een half uurtje loop ik het toegangshek binnen en snuif de geur van vee op. Mijn GPS geeft aan dat ik 11,9 km heb gelopen om hier te komen. Niemand die daar over zal klagen, denk ik. Ik ben dik tevreden. Als de organisatie het goed vindt, hoop ik hier de 'grote rust' te houden. Wil je het ook meemaken, zorg dan dat je er op 25 september bij bent. Quirinus. |