Het is nog maar vijf uur als ik wakker schrik van een donderslag, gevolgd door hevige regen die tegen de ramen klettert. Hoe moet dat als ik straks ga wandelen met Heine. Het duurt weliswaar nog een paar uur, maar wat als het door blijft regenen? Het is zo maar een gedachte die mij door het hoofd schiet. De wekker staat afgesteld op half zeven, dus wat maak ik me druk? Enigszins gerustgesteld ga ik weer slapen. De wekker wacht ik niet af, want om kwart over zes ben ik klaar wakker en stap uit bed. Het regent nog pijpenstelen. 'Ga je nog wandelen', vraagt mijn vrouw? 'Natuurlijk, dat is toch afgesproken' antwoord ik. Het gesprek gaat zo nog even door en het eindigt ermee wanneer ik zeg: 'Wij zijn toch geen watjes. Van een beetje water smelten we niet.' Schielijk tasten mijn ogen de hemel af om te zien of er al een stukje blauw te zien is. Niets daarvan, het is een en al grijs wat de klok slaat. En de regen gaat gestaag door. Gewapend met een paraplu ga ik op de afgesproken tijd naar Xiejezo, waar ons tochtje van vandaag gaat beginnen. De bedoeling is om het eerste deel van mijn volgende SOP-tocht met de GPS op te meten, zodat ik weet hoeveel erover is voor het tweede stuk. Het moet wel kloppen, tenminste dat is de bedoeling. Als ik aankom, is Heine er nog niet, dus ik loop even naar binnen of hij daar schuilt voor de regen. Dat blijkt niet zo te zijn, want als ik weer buitenkom, komt hij net aanlopen. Uitgedost in een soort overlevingspak met zijn pet diep over de oren getrokken, alsof hij een brand gaat bestrijden. Nadat de apparatuur is ingesteld, gaan we op pad. Fietsers, meest jongelui op weg naar school, kijken ons vreemd aan. Heine zegt niet veel, behalve dat hij moppert op de regen. Toch is het al minder erg dan het geweest is en eer we een half uur verder zijn, is het haast opgehouden. Heine trekt zijn pak uit en propt het in zijn tas. Ik houd de paraplu voor alle zekerheid in de hand. In het Molenvlietpark worden we aangesproken door een honduitlaatster en zij vertelt ons dat het heerlijk is om in de regen te lopen. Ik beaam, dat ik er ook geen hekel aan heb, maar toch liever iets anders doe. Zij gaat er niet op in en steekt een verhaal af over haar hond die ook zo gek op water is. Op een gegeven moment moet ik afbreken, want het lijkt erop dat zij een soort van spraakwaterval is die de hele dag door kan praten. Niet dat het helemaal droog is, het blijft miezeren. Toch hebben we er weinig hinder van. Heine met een dik trainingspak aan, begint zelfs te zweten, maar het weerhoudt hem er niet van om stevig door te stappen. Op de Munnikensteeg moeten we tot twee keer toe aan de kant voor een passerende auto. Ik vind dat daar iets aan gedaan moet worden. Verderop weet ik nog een pad, misschien dat het beter geschikt is voor een groep. Een volgende keer maar eens onderzoeken. Ik ben niet gauw tevreden wat betreft de route en veiligheid gaat bij mij voorop. Eerst maar eens zien wat de afstand volgens deze weg is. Nu het minder hard regent, wordt het ook drukker. Jonge huismoedertjes, die de kindertjes op school hebben afgeleverd en nu nog even gauw het hondje uitlaten voor zij gaan stofzuigen. Aan één dezer vraag ik wat zij er leuk aan vindt om nat te worden. Vrolijk antwoordt de uit de kluiten gewassen meid, dat de meiregen haar groter maakt. Je moet er maar opkomen. Op het blakke water van de Devel dobberen de eendjes vrolijk rond. Af en toe duikt er een naar de bodem en komt boven met een vis of andere lekkernij in zijn bek. Vissers, verscholen in het riet, fluisteren met elkaar alsof zij de vissen niet willen verstoren, maar zij halen wel de hengel op en werpen die weer met een plons terug in het water. Wij lopen intussen de bekende en meerdere malen beschreven route en komen tot de conclusie dat het 'groenbeleid' van de gemeente Zwijndrecht haar vruchten afwerpt. Het hemelwater van de afgelopen nacht is in de grond weggezakt en de droogtescheuren zijn dichtgeslibd. De lucht begint op te klaren en af en toe zien we een glimp van de zon en we vinden dat we het maar weer eens goed getroffen hebben. Heine loopt te glunderen als hij door één der fietsters herkend wordt en zelfs bij zijn naam genoemd wordt. Maar als ik hem vraag wie de dame in kwestie is, moet hij mij het antwoord schuldig blijven. Haast ongemerkt gaan we steeds harder lopen en hoewel ik weet dat ik dat bezuren moet, laat ik het maar zo met het gevolg dat we eerder in Rijsoord zijn dan gepland. De voetbalkantine laten we nog maar even voor wat het is, want zolang er nog geen antwoord is, weet ik niet waar eventueel gerust kan worden. Moe, maar voldaan, met nog vijf minuten over, strijken we in het bushokje neer. We hebben weer een lekker stukje gewandeld in de hoop dat we er goed mee gedaan hebben. En volgens de GPS zou de afstand nog geen 11 kilometer zijn, terwijl het een vorige keer op dezelfde route bijna 13 kilometer was. Hoe kan dat? Maar dat is een probleem voor later. Nu is het de bus, die eraan komt en ons thuis zal brengen. Quirinus |