. Als ik de wandelgids doorsnuffel, valt mijn oog op Chaam met de Landgoederentocht. Dat trekt mij wel aan. Niet te ver, een halfuurtje rijden en een plaats vanwaar ik nog niet eerder ben gestart. Ook de naam, Landgoederentocht, trekt mij wel aan. Wie weet wat we te zien krijgen. Ook Heine is enthousiast. In het uitbundig stralend zongenot rijden we inderdaad in een half uur naar de startplaats, het pannenkoekenhuis, de Steengroeve. Het is een komen en gaan van wandelaars, een drukte van belang. Na een kleine babbel en een vlotte inschrijving voegen ook wij ons bij deze vroege vogels, steken de Industriestraat over en verdwijnen in het bos achter de meute aan. We volgen de goed bepijlde route die ons aanvankelijk langs kabouters wordt aangegeven. Zo tussen de vele bomen valt de wind weg en krijgen we het al gauw warm, dus de jasjes gaan uit. Ik ga in shirt, maar Heine houdt zijn trainingspak aan. Al gauw hebben we het rijk alleen en is er geen mens meer te bekennen. Heine houdt de pijlen in de gaten en ik zie toe dat hij ze tijdig ziet. Zo kan er niets mis gaan. Verdwalen in een bos is geen pretje en in het verleden heb ik het wel eens aan de lijve ondervonden. Hoewel de ene boom de andere niet is, lijken ze toch verdomd veel op elkaar en vergissen is menselijk. Maar wij verdwalen niet, want Heine, tuk op het zien van een landgoed, speurt alles af. Elke open plek, elke bocht is een teleurstelling voor hem. Geen landgoed te zien, zelfs geen huis of een varkensstal. Niets van dat alles, alleen maar bos. Maar wat niet is, kan nog komen, dus we houden de moed erin en stappen stevig door. Ik vertrouw erop dat Heine mij zal waarschuwen als er iets bijzonders in zicht komt, want ik houd de blik op de grond gericht in de angst om te struikelen en botten te breken. De breuk van de ruggenwervels, een jaar terug, liggen mij nog vers in het geheugen. Zo'n pijn wil ik niet nog eens mee maken. En eindelijk, na zowat een uur, een kreet van Heine. Hij ziet een gebouw. Maar bij naderbij komen, blijkt het een schuurtje te zijn. En even verderop meerdere schuren behorend bij een boerenbedrijf, waarvan de boer zetelt in een splinternieuwe villa, los van zijn bedrijf. Boeren is nog niet zo slecht. De uitgestrekte maïsvelden, waar we later langs lopen, zullen wel voor het geld in de knip zorgen. Er volgen nog meer van dergelijke gebouwtjes, maar om deze nou landgoederen te noemen, lijkt mij wat ver gezocht. Heine begint al te mopperen, maar is toch blij dat hij met mij op pad mag en houdt zich verder rustig. Wij buigen af naar het AZC om onze muntjes te verzilveren in ruil voor een bekertje thee. Rustig op een bankje gezeten, neem ik de routebeschrijving nog eens door en ik lees dat we ongemerkt een ander AZC, die van Prinsenbosch, voorbij zijn gelopen. Afijn, gedane zaken nemen geen keer, we genieten nu van de thee. Behalve een dame die achter het hek een gitaar bespeelt, zien we van asielzoekers niets. Wel een grote hoeveelheid fietsen. Ik begrijp niets van de stennis die gemaakt wordt in de pers over de overlast van deze mensen. Hier is daar niets van te merken. Na een twintigtal minuten, net als een groepje wandelaars uit Hardinxveld arriveert, houden wij het voor gezien en lopen we terug naar de N.Maastrichterbaan, steken over en trekken het bos weer in. We volgen de pijlen, want een aanwijzing als 'dikke Douglasspar' is aan ons niet besteed. Ik ben al blij dat ik een eik van een berk kan onderscheiden. Het is inmiddels al flink warm geworden en bij Heine zie ik zweetdruppeltjes parelend vanonder zijn pet tevoorschijn komen, doch hij vertikt het om het jasje van zijn trainingspak uit te doen. De paden zijn gelukkig droog, want anders had het nog een hele klus geweest om die te volgen. Helemaal kapot gereden door trekkers en diepe kuilen begroeid met opschot van de omringende bomen. Ik loop voorop en Heine volgt mij kort op de hielen ervoor zorgend dat hij mij niet kwijt raakt. Bij punt 352 staan we even stil en twijfelen we aan de juistheid, maar enkele 'hardlopers' verzekeren ons dat het goed is en dat we gewoon de pijlen moeten blijven volgen. Ik geef mij over, maar Heine blijft stug volhouden dat we verkeerd gaan. Later krijg ik te horen dat de route is gewijzigd, maar dat wij een beschrijving van een voorgaand jaar hebben gekregen. Wandelaars zouden er toch niet naar kijken, zou er gezegd zijn. Of de route er ook korter door is geworden, durf ik niet te zeggen, maar de klok moet nog twaalf uur slaan als wij bij 'de Steengroeve' binnenstappen en de tocht voor ons gedaan is. Heine is teleurgesteld dat hij voor zijn prestatie geen medaille krijgt en zegt hardop dat hij van de landgoederen geen glimp gezien heeft. Het is niet anders. Ik ben tevreden. Omdat ik zonder problemen weer 15 km heb kunnen lopen. Quirinus. |