Niet omdat het niet goed was, maar het kon beter. En de route was toch al iets te lang, dus waarom niet? Daarbij komt dat verandering van spijs doet eten. Ik heb het hier over mijn volgende SOP-tocht op 25 september. De datum komt steeds dichterbij en het gaat al een beetje spannen. Om acht uur ga ik de deur uit, want ik wil er vroeg bij zijn vanwege de te verwachten hoge temperaturen. Op de weg naar het te wijzigen deel is het eerst een hond die mij ophoudt. Volgens de man die erbij hoort, wil de hond geaaid worden, eer ik verder mag. Nu ben ik niet zo'n aaier, want je weet maar nooit waar je de hand insteekt, maar de hond blijft mij maar aankijken en wijkt niet van mijn voeten, dus moet ik wel. En inderdaad, toen ik eenmaal geaaid had, ging de hond een stap van mij af om aan te geven dat de weg vrij was. Maar hiermee was ik nog niet van de man af. Met veel omhaal van woorden vertelt hij dat hij sinds zijn pensionering elke dag zo'n tien á twaalf kilometer met het dier wandelt. Zowel aan de man als aan de hond is het niet te zien dat het zo is. Maar een beetje grootspraak moet kunnen en niet elke kilometer heeft duizend meter te zijn. Ik ben nog maar net een paar honderd meter verder of het is een vrouw die mij met verwondering staande houdt. Hoewel zij met de fiets is, heeft ook zij een hond bij zich. Met zo'n werpstok gooit zij telkens een bal, die zij door de hond terug laat brengen. Het amechtige beest is blij dat ik met haar praat, zodat het balletje een poos achterwege blijft. Languit met de tong ver uit de bek ligt het dier uit te hijgen. Inmiddels is de dame in kwestie goed op dreef gekomen met haar verhaal, waarbij haar gezondheid en de te verwachten operaties goed uit de doeken worden gedaan. Al met al duurt het minstens een kwartier eer ik verder kan. Op het punt van veranderen aangekomen, ga ik met pen en papier aan de slag, want onthouden lukt niet altijd even goed. Ik neem de situatie goed in mij op en verzeker mij ervan dat het een veilige routewijziging is. Een man, gewapend met hengel en ander visgerei, komt mij tegemoet en vraagt of ik nog een goed visplekje weet. Met het meest serieuze gezicht vertel ik hem hoe ik over het vissen denk, maar dat het hier aan het meer bijzonder goed toeven is. Hij zegt erbij dat hij vandaag nog niet eenmaal beet heeft gehad. Naarmate de ochtend vordert, wordt het warmer en het meegekregen flesje komt nu goed van pas. Om mij heen kijkend, zie ik een weelderige plantengroei met een bijzondere diversiteit. Het lijkt erop dat ik de wijziging goed ingeschat heb. Alleen moet nog blijken of de totale route er niet langer door geworden is. Ik houd er rekening mee dat er ergens anders een stukje moet worden ingekort. In gedachten houd ik mij daar mee bezig en vraag mij af waar dat dan moet gebeuren. Ik neem mij voor om dat een paar dagen later te controleren. Afgelopen zaterdag tijdens het noodweer heb ik ook al enige ideeën opgedaan en die wil ik ook nog nader uitwerken. Een parkoersbouwer is altijd met zijn route bezig. Het is niet zomaar een stukje lopen en klaar is Kees. Op het eind van de deviatie keer ik, handenwrijvend, om en zet een punt achter mijn aantekeningen. Missie is geslaagd. En ik heb nog vijf kilometer te gaan om er over na te denken, want ik moet terug naar waar ik begonnen ben. Ik kies ervoor om deze keer via Bakestein naar huis te gaan, want in Zwijndrecht zijn net als overal elders vele wegen die naar Rome leiden. Het zal de meeste mensen te warm geworden zijn, want de hele verdere route kan ik ongestoord doorlopen. Even nog denk ik erover om naar een sportgebeuren te gaan kijken. Met stokken slaan jongens en meisjes tegen een soort van bal en rennen van voor naar achter over het veld en weer terug. Maar dichterbij komend neig ik er steeds meer naar om naar huis te gaan. Voldaan sta ik nog vóór elf uur op de stoep. Ik vind dat ik nuttig werk heb verricht en heb er plezier in gehad. Quirinus. |