. Sinds ik de auto aan de kant moet laten staan, is mijn loopactiviteit toegenomen. En opgeteld kom ik tot ruim boven de 25 km uit. Een afstand waar menige wandelaar jaloers op zal zijn, want zo'n afstand binnen de week is respectabel te noemen. De meeste wandelingen komen tot stand met een boodschap doen ergens in het dorp, waar voorheen de auto voor genomen werd. In het zich naar alle kanten uitbreidende Zwijndrecht wonen wij nogal centraal en de grootste afstand naar de diverse windstreken is ongeveer drie kilometer. Niets bijzonders dus.
Maar waarover ik wil vertellen is mijn wandeltocht op de zaterdagmorgen. In plaats van een boodschap doen, wilde ik iets anders. Lopen zonder doel. Gewoon voor z'n mallemoers kont weg. Eerst was het de bedoeling om naar Giessendam te gaan, maar er was geen vervoer, dus dat ging over. En Heine meldde zich ziek, dus bleef ik alleen over. Geen bezwaar, ik loop graag in mijn eentje. Lekker dwalen door de omgeving. Vreemde mensen ontmoeten en nieuwe dingen ontdekken.
Om negen uur kuste ik mijn vrouw vaarwel alsof ik voor drie maanden naar zee ging, zoals in vroeger jaren. Nu was het de bedoeling dat ik vóór de middag weer thuis zou komen. Bij het naar buiten gaan ervoer ik de kou. Hoewel het maar nauwelijks gevroren had, was het beetje wind dat er stond snijdend koud, alsof-ie rechtstreeks vanuit Siberië hiernaar toe werd geblazen. Ik trok mijn pet iets verder over mijn oren en de shawl iets vaster om de hals en liep in de richting van de winkels de straat uit. Het winkelcentrum lokte mij niet, dus sloeg ik ervoor rechtsaf. Een goede keus, want nu kon ik niet omver gereden worden door fietsers die het bord van 'stoep op, fiets af' negeerden. Rechts van mij op de singel liepen meeuwen schuifelend over het flinterdunne ijslaagje, en eenden zaten dicht tegen elkaar tussen de rietstompen te bibberen van de kou. Een ouder iemand trachtte brood te verdelen tussen beide groepen, maar de meeuwen legden beslag op het grootste deel.
Een kwartiertje later liep ik langs de Devel, waar van ijs nog geen sprake was. Grote zwanen zeilden over het vlakke water, staken af en toe hun lange hals in de diepte om smakelijk smakkend iets ondefinieerbaars naar binnen te werken na het boven water komen. Een jong vrouwtje komt mij glimlachend joggend tegemoet alsof zij wil zeggen dat zij haar goede voornemen om af te vallen nog steeds hoopte te volbrengen. Verder zijn er, op enkele hondenuitlaters na, weinig mensen op straat. In het Arboretum ligt een vrouw op haar buik in de rijp een opkomend bloempje te fotograferen. Ik vraag haar nog wat het nut ervan is, maar zij is zo in haar hobby verdiept dat dit aan haar voorbij gaat. Zij is doof voor alles om haar heen.
Aan het eind van het Develpad twijfel ik even over de richting die ik uit zal gaan. Zoek ik verpozing in de natuur van de Munnikendevel of zoek ik het hogerop en beklim het viaduct over het Kijfhoekemplacement. Ik kies voor het laatste, want dan kan ik gelijk eens zien wat er gebeurd en vernieuwd is tijdens de maandenlange afsluiting van dit weggedeelte. Een vrolijk getoeter klinkt mij tegemoet en ik zie Devorah, mijn buurvrouw, in haar autootje langstuffen. Boven op het viaduct blijf ik even staan en kijk rond, maar van enig verschil met de toestand ervoor zie ik niet. Bij de metershoge trap twijfel ik weer. Naar beneden gaan of doorlopen en verderop het sportpark betreden. Ik neem de trap, omdat ik beneden mij een konijntje zie rennen en met een sierlijke sprong over de sloot springen, want waar één schaap over de dam is er meer zullen volgen. Niet in dit geval, want konijntjes zie ik niet meer.
Op de plek waar ze mij twee jaar geleden bewusteloos hebben gevonden, sta ik even stil en overdenk wat er sindsdien allemaal gebeurd is. Nog in gedachten loop ik verder en sla ongemerkt een pad te vroeg in en kom vóór een sloot tot stilstand. Even denk ik er nog over om mij op één nacht ijs te wagen, maar ik schrik terug als ik denk aan het 'door het ijs zakken' in mijn jeugdjaren. Dan loop ik toch liever die paar honderd meters terug. Ik begin moe te worden en ik ga steeds meer voorover lopen, maar al de kantines op de sportvelden zijn nog gesloten.
Keuzes maken doe ik niet meer, ik zoek de kortste weg naar huis. Ik loop de Middellijn uit en ga rechtsaf naar de Oude Stationsweg. Hier was vroeger het eerste spoorstation van onze gemeente. Meest groenten werden op deze plek overgeladen. Zwijndrecht had een grote groenteveiling en dagelijks gingen treinen vol naar elders. De hier loslopende hoenderen kijken mij verlangend aan, maar ik heb niks om hen mee te verwennen. Ik loop verder en op de Jeroen Boschlaan ga ik rechtsaf langs de begraafplaats en het rouwcentrum. Vervolgens door het fietstunneltje en langs de Margrietschool over de bekende route op huis aan. Het laatste stuk loop ik met mijn neus haast op de grond.
Precies elf uur sta ik glorieus voor de deur. Ik heb negen kilometer volbracht en dat brengt mijn weektotaal op 29. Moe ben ik niet, het is alleen die verrekte rug die problemen geeft. Maar ik geef niet op en blijf proberen.
Quirinus.
Maar waarover ik wil vertellen is mijn wandeltocht op de zaterdagmorgen. In plaats van een boodschap doen, wilde ik iets anders. Lopen zonder doel. Gewoon voor z'n mallemoers kont weg. Eerst was het de bedoeling om naar Giessendam te gaan, maar er was geen vervoer, dus dat ging over. En Heine meldde zich ziek, dus bleef ik alleen over. Geen bezwaar, ik loop graag in mijn eentje. Lekker dwalen door de omgeving. Vreemde mensen ontmoeten en nieuwe dingen ontdekken.
Om negen uur kuste ik mijn vrouw vaarwel alsof ik voor drie maanden naar zee ging, zoals in vroeger jaren. Nu was het de bedoeling dat ik vóór de middag weer thuis zou komen. Bij het naar buiten gaan ervoer ik de kou. Hoewel het maar nauwelijks gevroren had, was het beetje wind dat er stond snijdend koud, alsof-ie rechtstreeks vanuit Siberië hiernaar toe werd geblazen. Ik trok mijn pet iets verder over mijn oren en de shawl iets vaster om de hals en liep in de richting van de winkels de straat uit. Het winkelcentrum lokte mij niet, dus sloeg ik ervoor rechtsaf. Een goede keus, want nu kon ik niet omver gereden worden door fietsers die het bord van 'stoep op, fiets af' negeerden. Rechts van mij op de singel liepen meeuwen schuifelend over het flinterdunne ijslaagje, en eenden zaten dicht tegen elkaar tussen de rietstompen te bibberen van de kou. Een ouder iemand trachtte brood te verdelen tussen beide groepen, maar de meeuwen legden beslag op het grootste deel.
Een kwartiertje later liep ik langs de Devel, waar van ijs nog geen sprake was. Grote zwanen zeilden over het vlakke water, staken af en toe hun lange hals in de diepte om smakelijk smakkend iets ondefinieerbaars naar binnen te werken na het boven water komen. Een jong vrouwtje komt mij glimlachend joggend tegemoet alsof zij wil zeggen dat zij haar goede voornemen om af te vallen nog steeds hoopte te volbrengen. Verder zijn er, op enkele hondenuitlaters na, weinig mensen op straat. In het Arboretum ligt een vrouw op haar buik in de rijp een opkomend bloempje te fotograferen. Ik vraag haar nog wat het nut ervan is, maar zij is zo in haar hobby verdiept dat dit aan haar voorbij gaat. Zij is doof voor alles om haar heen.
Aan het eind van het Develpad twijfel ik even over de richting die ik uit zal gaan. Zoek ik verpozing in de natuur van de Munnikendevel of zoek ik het hogerop en beklim het viaduct over het Kijfhoekemplacement. Ik kies voor het laatste, want dan kan ik gelijk eens zien wat er gebeurd en vernieuwd is tijdens de maandenlange afsluiting van dit weggedeelte. Een vrolijk getoeter klinkt mij tegemoet en ik zie Devorah, mijn buurvrouw, in haar autootje langstuffen. Boven op het viaduct blijf ik even staan en kijk rond, maar van enig verschil met de toestand ervoor zie ik niet. Bij de metershoge trap twijfel ik weer. Naar beneden gaan of doorlopen en verderop het sportpark betreden. Ik neem de trap, omdat ik beneden mij een konijntje zie rennen en met een sierlijke sprong over de sloot springen, want waar één schaap over de dam is er meer zullen volgen. Niet in dit geval, want konijntjes zie ik niet meer.
Op de plek waar ze mij twee jaar geleden bewusteloos hebben gevonden, sta ik even stil en overdenk wat er sindsdien allemaal gebeurd is. Nog in gedachten loop ik verder en sla ongemerkt een pad te vroeg in en kom vóór een sloot tot stilstand. Even denk ik er nog over om mij op één nacht ijs te wagen, maar ik schrik terug als ik denk aan het 'door het ijs zakken' in mijn jeugdjaren. Dan loop ik toch liever die paar honderd meters terug. Ik begin moe te worden en ik ga steeds meer voorover lopen, maar al de kantines op de sportvelden zijn nog gesloten.
Keuzes maken doe ik niet meer, ik zoek de kortste weg naar huis. Ik loop de Middellijn uit en ga rechtsaf naar de Oude Stationsweg. Hier was vroeger het eerste spoorstation van onze gemeente. Meest groenten werden op deze plek overgeladen. Zwijndrecht had een grote groenteveiling en dagelijks gingen treinen vol naar elders. De hier loslopende hoenderen kijken mij verlangend aan, maar ik heb niks om hen mee te verwennen. Ik loop verder en op de Jeroen Boschlaan ga ik rechtsaf langs de begraafplaats en het rouwcentrum. Vervolgens door het fietstunneltje en langs de Margrietschool over de bekende route op huis aan. Het laatste stuk loop ik met mijn neus haast op de grond.
Precies elf uur sta ik glorieus voor de deur. Ik heb negen kilometer volbracht en dat brengt mijn weektotaal op 29. Moe ben ik niet, het is alleen die verrekte rug die problemen geeft. Maar ik geef niet op en blijf proberen.
Quirinus.