Het is dat Heine zo aandringt om een stukje te gaan lopen, anders was ik er niet aan begonnen. Mijn verkoudheid is nog lang niet over. Een loopneus is nog tot daar aan toe, maar het hoesten beneemt mij de adem en dan is lopen het laatste waar je aan zou denken. Maar goed, gewoon een paar kilometer moet kunnen. En een beetje buitenlucht kan ook veel goed doen, dus als het daglicht is doorgebroken, om half negen, stappen we in de auto en rijden via de Lindenweg naar de plaats van bestemming, Heerjansdam. Vanaf onze parkeerplek in de Appelgaard gaan we de vertrouwde route naar de Oude Maas en zo verder in de richting van de Heinenoordtunnel. De lucht is grijsbedekt en ziet er grauw uit, maar het is droog en dat maakt een hoop goed. Heine is enthousiast en wil er meteen een flinke pas inzetten. Algauw moet ik hem manen om het rustiger aan te doen, want een stevige hoestbui dwingt mij tot stilstand. Mijn geblaf doet de omgeving opschrikken. Enkele konijntjes, nog bezig met hun ontbijt, kijken verschrikt op. En een hond verderop steekt zijn staart tussen de poten en kruipt angstvallig tegen zijn baasje aan. Gelukkig kan ik nog net Heine ervan weerhouden om op mijn rug te kloppen. Uit ervaring weet ik dat zijn kloppen meer weg heeft van een partijtje boksen en dat had ik op dat moment niet kunnen verdragen. Maar goed, aan alles komt een eind. Zo ook aan de hoestbui en opgelucht kan ik weer verder. Ondanks het bijzonder zachte weer voor de tijd van het jaar, iets waar de weerprofeten het steeds over hebben, is de wind, die vanover het water naar ons toewaait, fris en zonder er verder bij na te denken, zet ik mijn kraag omhoog. En Heine trekt zijn muts iets verder over zijn oren. Rustig voortstappend, af en toe de berm opzoekend om een groep fietsers te laten passeren, naderen we de Heinenoordtunnel. Heine wrijft zich al in de handen, want hij verheugt zich al op een loopje van zo'n 600 meter onder het water. Maar ik heb andere plannen. De Hoeksche Waard trekt mij niet erg. Vooral niet als ik terugdenk aan de laatste keer dat we hier waren en in Mijnsheerenland gestrand zijn. Nee, deze keer wil ik via een omweggetje teruglopen naar ons beginpunt. We zijn inmiddels al een uur onderweg en ik verlang naar een plek om even te rusten. Mijn hoop is gevestigd op de sportkantines die even verderop gevestigd zijn. Tenminste dat heb ik op de plattegrond van dit gebied gezien. Zeker weten doe ik het niet, want voor zover ik mij kan heugen ben ik hier niet eerder geweest. Ik weet dat hier niet ver vandaan de Ikea is, maar waar precies weet ik ook niet. Het is pionieren. Heine vindt alles goed en loopt zwijgzaam naast of net achter mij voort. Boven op de tunnel staand, kijken we over een soort van ballustrade over de Oude Maas, waar net op dat moment een flink schip voorbij vaart. Aan de andere kant, onder ons, raast het autoverkeer over de A29. Een machtig gezicht, die lange sliert van koplampen, die hier de tunnel induikt. Nadat we een klein stukje langs de snelweg zijn gelopen, grijpen we de kans om naar links te gaan met beide voeten aan om van de herrie verlost te zijn, maar even verder is er een lange trap die zo te zien naar de sportvelden leidt. Ik hoef er niet over na te denken om af te dalen, want vanaf hier zie ik op een paar honderd meter het verkeer van het drukke Barendrecht over de Kilweg gaan. Ik veronderstel tenminste dat het de Kilweg is, zeker weten doe ik het niet. Met een gezaghebbend gebaar houd ik een tractor aan en vraag de bestuurder waar de Kilweg is. Hij twijfelt even, maar wijst dan in de richting die overeenkomt met wat ik dacht. Maar van enige beweging in de buurt van de sportvelden zien we niets. We morrelen aan elk hek dat we tegenkomen, maar deze zijn allemaal afgesloten. Geen plaats om te rusten dus. Teleurgesteld slepen mijn voeten zich voort in de hoop elders verlossing te vinden. Inderdaad komen we bij de Kilweg uit, maar iets eerder is er al een soort van graspad dat dezelfde richting uitloopt waarop wij verder gaan. Van het verkeer hebben we geen hinder, maar ik wel van vermoeidheid. Heine geeft geen krimp en taalt niet naar rust. Bij elk hekje blijf ik even staan om mijn rug te rechten en op adem te komen. Het pad is inmiddels afgebogen en we lopen over een spoor dat leidt in de richting van de Oude Maas. Niet helemaal mijn bedoeling, maar op het ogenblik vind ik alles goed. Links van ons zie ik contouren van Heerjansdam. Heine, die tot nog toe niet veel gezegd heeft, opent nu elke paar minuten zijn mond en kijkt daarbij demonstratief op zijn horloge om zijn bezorgdheid over zijn lunchtijd uit te spreken. Uiteindelijk lopen we over een dijk of wat het ook mag wezen die volgens de borden in de richting van Heerjansdam leidt. Dat geeft wat opluchting, maar de aangegeven afstand valt wat tegen. Om toch wat te zeggen te hebben, houd ik een ouder iemand aan en vraag hem of hij weet waar de Appelgaard zich bevindt. Gewichtig, als een echte dorpeling die de weg weet, kijkt hij mij aan en na enige aarzeling zegt hij:”De Appelgaard is in de buurt van de Gereformeerde kerk en dan moet u in de richting van het dorp lopen en daar vraagt u het nog maar eens.” Met grote gebaren geeft hij ook nog aan hoe we moeten gaan. Ik dank de man vriendelijk, waarop hij zich uitgebreid verontschuldigd voor zijn gebrekkige kennis van het stratenplan van zijn dorp. Maar het is niet anders, zegt hij. Sinds de inlijving bij Zwijndrecht, komen er steeds meer straten vol nieuwkomers bij. Nogmaals dank ik hem vriendelijk, steek de straat over, sla de hoek om en sta oog in oog met de gezochte Appelgaard, waar de auto geparkeerd staat. Onze zwerftocht zit erop en volgens de GPS hebben we ruim 11 km gelopen, bijna twee keer zoveel als de bedoeling was. Na een poosje gerust te hebben, rijden we met een voldaan gevoel naar huis. Quirinus. |