Met de zon stralend aan de hemel en de wind nauwelijks voelbaar ga ik vol goede moed naar ´s Gravendeel om daar deel te nemen aan de nieuwe Zomerwandeling. Zonder al te veel moeilijkheden vanwege de wegwerkzaamheden verloopt de reis, om bij aankomst te merken dat alle parkeerplaatsen bezet zijn. Op de hoger gelegen straat vind ik nog een plekje en loop ik op mijn gemak naar de startlocatie, het ijsclubgebouwtje. Bij binnenkomst is het als een soort thuiskomen, vele malen ben ik hier al geweest. Van begin af aan toen de Vierdaagse van start ging, heb ik misschien alle wandelingen meegemaakt. Destijds was het Mels die het organiseerde, maar nu is het de ijsclub. Vandaag ben ik alleen, Heine heeft wat anders te doen en Theo gaat het op een langere afstand proberen. Maar geen nood, echt alleen ben je nooit. Om tien vóór negen ga ik de deur uit en het avontuur tegemoet. Zoals eerder al gezegd, het is prachtig zonnig weer. Voor mij uit, op korte afstand, zie ik enkele wandelaars uit Maassluis. Ik word geacht de groene pijlen te volgen, maar daar heb ik op dat moment nog geen weet van. Zolang alles nog dezelfde kant uitgaat, loop ik mijn voorgangers achterna. Later bij punt 7, word ik door een medewandelaar duidelijk gemaakt dat de groene pijlen voor mij van belang zijn. We gaan een onverhard wandelpad in. Voor mij is dit iets nieuws. Onverharde paden werden in het verleden vaak vermeden. We moesten het hier doen met lange rechte fietspaden of dijken. Maar goed, nu openbaart zich een nieuwe wereld. Een bloemenzee scheidt mij van de Dordtse Kil. Het Fluitenkruid en Hederik voeren de boventoon en vanwege de hooikoorts laten zij mijn ogen tranen en neus lopen. Het graspad is goed te begaan. De grond is weliswaar knoerthard vanwege de droogte, maar het gras is kort gevreten door een kudde schapen die hier ronddoolt. Bij het eerste hek dat ik tegenkom, trek ik mijn jasje uit, alvorens ik mij erover waag. Via een opstapje zou het een fluitje van een cent moeten zijn, maar ik heb er moeite mee. Door enkele schapen gadegeslagen probeer ik eerst met mijn linkerbeen erop te komen, maar mijn rechterbeen is iets minder stram en daar lukt het mee. Het helpt mij niet dat enkele dames, die na mij komen, zeggen :”als u even gewacht had, hadden wij u een kontje gegeven.” Een volgend hek heb ik meer moeite mee. Hier is geen overstapje, maar prikkeldraad waar overheen gestapt moet worden. Ik sta een poosje te dubben, zou ik het wel of zou ik het niet doen? Uiteindelijk doe ik het niet, want veronderstel dat ik met mijn zaakje in het draad blijf hangen. De ramp zou niet te overzien zijn geweest. Ik klauter op het hek, maar het been wil niet volgen. Een stapje hoger durf ik niet, maar op het laatst moet ik wel. Dus alle moed verzamelt en een treetje opwaarts. De schapenstront onder mijn schoenen doen er ook geen goed aan. Zo balancerend op het hek, werp ik met de moed der wanhoop mijn been erover heen en klim ik naar beneden. Met recht mag ik dit een avontuur noemen. Uiteindelijk kom ik veilig en ongeschonden uit deze wildernis weer boven water en heb ik een vrij uitzicht over de Oude Maas. Aan de overkant staat het ARA-hotel en nog iets verder mijn dagelijks verblijf. In gedachten zie ik mijn vrouw naar mij zwaaien. Dit brengt mij op het idee om haar eens te bellen en op de hoogte te brengen van mijn vorderingen. De baas van het botenhuis van de Puttershoekse Watersportvereniging staat buiten te wachten op zijn leden om een praatje met hen te delen. Hij vraagt nog wel of ik er zin in heb, maar ik wijs het af. De 'Koffiemolen' lokt en daar is gelegenheid genoeg om mijn mondje te roeren. Nog een paar honderd meters scheiden mij ervan. Het is heerlijk toeven aan de voet van deze molen. De gastvrouw bedient haar gasten en ik voel mij hier thuis. Onder het genot van een bekertje thee halen we herinneringen op uit het verleden. Destijds met het uitzetten van enkele WS78-tochten kwam ik hier vaak over de vloer. Ook samen met mijn vrouw tijdens zondagse fietstochtjes hielden we hier een soort van 'pikheet'. Ik zit vandaag op mijn praatstoel en de verhalen komen haast vanzelf uit mijn mond. De toehoorders hangen aan mijn lippen. Tegen de tijd dat ik aanstalten maak om op te staan, is er ruim een half uur verstreken. Boven aan de trap zie ik Frieda aankomen, dus ik wacht even om haar te kunnen begroeten. Een korte woordenwisseling volgt. Tenminste in Frieda's begrippen kort. Hierna vervolg ik mijn route in een steeds warmer wordend weer. Op de Molendijk volgt de 2de Kruisweg. Deze laatste weg is bijna twee kilometer rechttoe rechtaan, maar verveelt niet. Links en rechts kijk je ver de polder in. De bewerkte akkers leveren straks ons brood en patatjes, opdat we niet verhongeren. Ongeveer elke honderd meter is er een boerenhofstee te bewonderen. De erven schoon en opgeruimd. Nergens zie je zwerfvuil of ander afval. In de bermsloot de waterhoentjes en andere zwemvogels happend naar vliegende insecten. Hier is duidelijk te zien hoe de verschillende levensvormen elkaar in leven houden. De lange Maasdamseweg kan mij ook vandaag niet bekoren. Het geraas van de auto's en ander verkeer is oorverdovend. En de fietsers hebben er een air alsof de weg van hen is. Rakelings komen ze langs je heen, groeten niet, ze doen net of de wandelaar niet bestaat of niet thuis hoort. Ik ben dan ook blij dat ik naar de Smidsweg kan oversteken. Een stukje binnenstad of eigenlijk -dorp is wat er volgt. Veel publiek is er niet, maat dat is niet zo verwonderlijk, want het middaguur lokt de mensen naar huis voor het middagmaal. Het is nog vóór twaalf uur als ik terug ben op het punt waar ik begonnen ben. Een voldaan gevoel komt over mij heen. Ondanks dat het 12 km was en geen gemakkelijk parkoers, loop ik nog altijd rechtop en heb ik het idee dat ik nog wel verder had gekund. Ik bedank de dames achter de inschrijftafel, zoek de auto op en rijd naar huis. Quirinus. . |