Het late naar bed gaan en de spanningen vanwege het kijken naar AJAX maken dat ik wat suf ben bij het opstaan. Ook mijn ogen zijn moeilijk open te houden. Toch heb ik mij voorgenomen om eropuit te gaan en enkele punten te onderzoeken die mij nog niet duidelijk zijn. In gedachten heb ik de tocht van 25 september al rond, maar er zijn nog wat puntjes die niet aan het toeval mogen worden overgelaten. De bedoeling is dat ik om acht uur de deur uit zal gaan, maar het is inmiddels vijf vóór negen eer het zo ver is. Aan alles is te merken dat de meivakantie aan de gang is, want veel volk is er niet op straat. Of zou het de kou zijn die de mensen binnenhoudt? Voor alle zekerheid heb ik wel een jasje aangetrokken, maar mijn korte broek had vandaag wel iets langer gemogen. De temperatuur zal niet ver boven nul zijn en ik ril van de kou. Ik heb het gevoel dat ik verkeerd bezig ben. Teruggaan zou nog kunnen, maar dat komt in mijn woordenlijstje niet voor. Dus gaan met die banaan. De bedoeling is dat ik bij Xiejezo aan de wandeling ga beginnen. De 1700 meters ernaar toe zijn een extraatje. Daar aangekomen stel ik de GPS in en om kwart over negen is het zo ver dat ik op pad kan gaan. De lucht is zwaar bewolkt en het ziet er niet naar uit dat we de zon te zien gaan krijgen. Gelukkig is de wind zwak, dus daar zal ik niet veel hinder van gaan ondervinden. Bij het buurthuis naar binnen gaan, doe ik niet, want dat zou mij alleen maar ophouden. In de Grote Beerstraat struikel ik bijkans over de fietsen en kinderspeelgoed dat er slordig door de jeugd is achtergelaten. Binnenshuis zal er ook geen plaats voor geweest zijn. Zo groot zijn de woningen niet en de gezinnen daarentegen wel. Niemand die zich eraan stoort. Ik volg het wandelpad rond de begraafplaats, waar een Oma en Opa aan de wandel zijn met hun kleinkinderen, die hen zijn toevertrouwd door hun werkende kinderen. Een jochie dribbelt mij tegemoet en biedt mij een pluim van een paardenbloem aan met de bedoeling dat ik erop ga blazen. Oma heeft het hem geleerd. Met mijn beperkte longinhoud blaas ik uit alle macht en de pluisjes vliegen in het rond, waarop het ventje in een schaterlach uitbarst. Enigszins opgevrolijkt ga ik verder in de richting van Bakestein, een sportcomplex, ingeklemd tussen diverse verkeerswegen en de spoorlijn. Ik neem het pad langs de spoorweg en heb het genoegen enkele treinen langs te zien komen. Behalve ikzelf zijn de vogels de enige levende wezens in deze omtrek. Van de langsflitsende treinen trekken zij zich niets aan. Op de Munnikensteeg, verscholen in het groen, staat een tankauto een sloot leeg te trekken. Ik denk eerst aan iets illegaals, maar de chauffeur staat gemoedelijk te praten met wat de boer zou kunnen zijn. Mogelijk is er iets gestort dat niet toegestaan is. Boven op het viaduct dat het geweldig grote rangeerterrein, Kijfhoek, overspant zijn het enkele wielrenners, die zich zonder zich om mij te bekommeren, voorbij stuiven. Tegen de railing gedrukt wacht ik tot zij gepasseerd zijn. Een moment overweeg ik om bij de manege naar binnen te gaan voor een 'bakkie', maar het oponthoud weerhoudt mij ervan. Zonder te stoppen betreed ik de Munnikedevel. Een hardloopster glimlacht knikkend naar mij op weg naar misschien een nieuw record. Verder geen hond te bekennen. Ook niet op de Lindenweg, die naar Heerjansdam voert. Een enkele auto en dat is alles dat beweegt. Ik kijk nog even rond voor een plek voor een eventuele wagenrust. Enkele plekken noteer ik in gedachten om een volgende keer te onderzoeken. Een tocht uitzetten is niet iets dat even gauw volbracht kan worden. Daar komt meer voor kijken. De ochtend is al flink gevorderd als ik onderdijks een man zie die de kantjes van zijn grasveld aan het afsteken is. En na zolang gezwegen te hebben, heb ik wel zin in een babbel. Maar de man in kwestie is niet erg spraakzaam. Veel meer dan 'ja' en 'nee' kan er niet van af. Misschien is hij bang dat zijn vrouw meeluistert, want telkens kijkt hij schichtig achterom naar zijn huis. Dus ik ga door. In de Dorpsstraat is een vrouw achter de rollator spraakzamer. In een mum van tijd weet ik alles van haar woonomstandigheden en dat zij graag wandelt. Ook beweert zij stellig dat de zon gauw zal gaan schijnen. Ik krijg er geen woord tussen. Zij ratelt aan één stuk door. Gelukkig scheiden onze wegen zich als ik de Molenweg insla. Het Waalpad dat volgt, voert mij naar het Waalviaduct. Zwanen en ganzen duiken vanachter het riet op. Zij zijn druk in de weer om hun jongen van voedsel te voorzien. Ook hier, toch een mooi wandelpad, geen mens op de been. Het is te koud. Alleen ik ben gek genoeg om te kleumen. En de Noldijk heb ik ook voor mezelf alleen. Een verademing om ver de polder in te kijken. En de huizen, meer lijkend op buitenverblijven, zijn een lust voor het oog. Maar dan bij het hek, de toegang tot de Zuidpolder, is het met mijn lust gedaan. Het is precies twaalf uur en ik ben ruim drie uur aan de tippel zonder rustpauze. Zo is het wel genoeg. Nog even doorlopen naar het dorp, waar vandaan de bus mij thuis kan brengen. Dus in plaats van de Zuidpolder in te gaan, vervolg ik de Noldijk en daar bij het begin van de Dorpsstraat, bij het oude gemeentehuis, is de halte. Ik zie dat ik een half uur moet wachten. Dan toch nog maar een eindje doorlopen. Ik doorkruis het dorp en niet eerder dan bij de Develsluis pak ik de bus. In twintig minuten brengt de bus mij tot bijna voor de deur. Tijdens de twintig minuten durende rit denk ik na over hetgeen ik deze dag geleerd heb en na het uitstappen bemerk ik dat ik mijn telefoon in de bus heb laten liggen. Thuisgekomen draai ik gedurende een kwartier mijn eigen nummer tot het toestel ontdekt wordt en de telefoon wordt beantwoord. Zo eindigt dit avontuur nog met een 'happy end' . Quirinus. |