De weersverwachtingen liegen er niet om, veel regen en nog meer wind. Desalniettemin willen we een stukje lopen en zo vroeg als mogelijk starten om de regen zoveel als kan voor te blijven. Maar door problemen met de navigatieapparatuur komen we pas na half tien ter plekke, in de Meersteeg aan en kunnen we om tien vóór tien aan onze wandeling beginnen. Er staat een frisse wind, maar om nou met een schaatsmuts tot ver over de oren getrokken te lopen, lijkt mij wat overdreven. Heine denkt er anders over en loopt in een dikke winterjas en heeft zijn muts zo ver over zijn oren dat hij haast onherkenbaar is geworden. Maar het is droog en we hopen het deze vijftien kilometers droog te houden. We, Theo, Heine en ik, lopen het gezellige clubhuis uit en gaan linksom de Meersteeg, waar we zolang naar gezocht hebben, uit. We zijn niet de enigen die zo laat nog vertrekken, want vóór en achter ons horen we het gekwebbel van de vrouwen, terwijl de mannen er als gewoonlijk het zwijgen toedoen. We stappen stevig door, want ergens in ons hoofd speelt de gedachte dat we vóór de regen terug moeten zijn. De herinnering aan Middelharnis komt bij Heine nog altijd boven als hij het woord 'regen' maar hoort. Destijds was het ook verschrikkelijk toen de regen echt met bakken tegelijk uit de hemel kwam vallen. Er was niet tegen te schuilen. De route is ons niet onbekend, want hoe vaak zijn we in deze streek niet op pad geweest? De ene keer is het rechtsom en het volgend jaar linksom, maar de huizen en kerken zijn steeds hetzelfde of je ze nu van de linkerkant of de rechterkant bekijkt. De route is prima gepijld, daar mankeert niets aan. Af en toe blijf ik staan om een foto te schieten en gooi er een stapje bovenop om weer bij mijn maats te geraken. Het gaat mij eigenlijk ook iets te snel. En dat blijkt ook als we bij de rustplaats in Neerijnen komen. We zijn hier tien minuten eerder dan gepland. In plaats van even rustig in de grote schuur rond te kijken, val ik op een bankje neer en laat het halen van de consumpties aan Theo over. Mijn puf is al zo'n beetje op en er wachten ons nog een zevental kilometers. Het bankje is niet echt comfortabel en ik protesteer niet als Theo aangeeft dat hij verder wil. Binnen twintig minuten staan we weer op onze benen om aan het tweede deel te beginnen. Aanvankelijk gaat het nog prima, want vooral de wind van achteren houdt mij overeind. Van binnen wankel ik reeds en het is mijn rug die protesteert. Het bladruimen in de straat breekt mij nu op. Maar het zijn hoofdzakelijk de jaren die tellen. Theo spreekt mij zoveel mogelijk moed in en laat het tempo aan mij over. Desondanks ga ik steeds meer voorover lopen en kraakt mijn rug in zijn voegen. De breukplekken van verleden jaar blijven zwakke punten. Daar verander ik niets aan. Intussen zijn we al flink gevorderd en zijn we tot in de Noordhoek gekomen. Elk hekje of paaltje benut ik om even mijn rug te ontlasten om dan voor even rechtop te lopen. Dit herhaalt zich nog vele malen en elke keer blijft Theo geduldig wachten tot ik verder ga. Het dorp, Est, gaat aan mij voorbij alsof ik er aan gehecht ben, want elk hek omarm ik en elk muurtje neem ik waar om even te zitten. Maar ondanks alles naderen we de eindstreep en komt het einde in zicht. Het is nog geen half twee als we het hek van het clubhuis passeren en aan mijn lijden een eind komt. Van de terugkeer maken we niet veel drukte. Theo haalt de auto op en wij stappen voor de deur in en dan gaan we op weg naar huis. Om tien over twee begint het te regenen. Terugdenkend vraag ik mij af of ik misschien beter thuis had kunnen blijven of dat een kortere afstand beter was geweest. Quirinus. |