'Het kan verkeren'. Ik weet niet meer wie dit gezegd heeft, maar hij heeft er naam mee gemaakt. Het overkwam mij ook toen ik op de een of andere manier mijn GPS-bestanden kwijt raakte en ik mij liet ontvallen dat het kon verkeren. Ik ben genoodzaakt om mijn route nog eens te lopen en op GPS op te nemen.
Een beetje ongebruikelijk voor mijn doen, maar op donderdagmorgen stap ik op de buurtbus die mij naar Barendrecht brengt en mij op loopafstand van 'de Kleine Duiker' afzet, zodat het mij lukt om te 08.30 met ingeschakelde GPS aan de terugweg van het parkoers te beginnen.
Het is goed weer. Een haast onbewolkte hemel, niets om mij ongerust over te maken. Op de boerderij is men druk bezig met de dieren buiten te laten en de stallen uit te mesten. Een dagelijks terugkerende bezigheid waar deze simpele geesten een taak aan hebben. Voor 'de boer' een hele verantwoordelijkheid om dit allemaal in goede banen te leiden. Ik ga er met een opgewekt 'goedemorgen' aan voorbij.
Flink doorstappend ga ik deze route voor de zoveelste keer en telkens weer verbaas ik mij erover dat er zoveel moois te bewonderen valt. Hele velden de meest kleurige bloemen, waarvan ik de namen niet zou kunnen noemen, groeien er in het wild om insecten te lokken en van voedsel te voorzien opdat de soort niet uit zal sterven en ophoudt te bestaan. Daarbij is het een lust voor het oog en wie ben ik om er dan zo maar aan voorbij te lopen? Even verderop huppelt een konijntje door het hoge gras en vlak erachter aan nog een maar met de staart recht omhoog. Dit moet een kat zijn. Van verbazing valt mijn mond open. Dat een hond en een kat het goed met elkaar kunnen vinden, is nog tot daar aan toe, maar een konijn en een kat lijkt mij uitzonderlijk. Zij zijn net iets te ver weg om er een foto van te maken.
Nauwelijks van mijn verbazing bekomen, zie ik dat aan beide zijden van het gaas een schaap en een hond elkaar staan te besnuffelen. Ook dat kan in het buitengebeuren. Het meisje dat de hond begeleidt, is zelf ook verbaasd. Zij komt hier iedere dag en het is haar nog niet eerder overkomen. En konijnen heeft zij zeker niet gezien. Zo zie je, dat voor iemand die het wil zien, altijd wat te beleven valt.
Ik zet mijn tocht voort en zie in de verte op het lange Borgmanpad iemand met forse tred aan komen lopen. Aan zijn outfit is te zien dat het een echte wandelaar is. Ik ben nieuwsgierig of het iemand is die ik ken. Ik vertraag mijn pas, zodat we elkander passeren eer ik de wildernis van de Hoge Nesse induik. Naderbij komend, zie ik dat het geen bekende van mij is en dat hij mij ook niet kent. Gek, want volgens zijn zeggen, komt hij hier bijna dagelijks. En ik heb in de loop der jaren al menig voetafdruk hier achtergelaten. Een minuut of tien staan we zo met elkaar te babbelen en gegevens uit te wisselen, eer we met een armzwaai en een 'tot ziens' weer verder gaan.
De Hoge Nesse is dit keer heel wat beter begaanbaar dan twee dagen geleden, maar toch weten enkele bramenstruikdoorns mijn kuiten open te halen en een paar vliegende opdonders lokt het aan om mijn bloed te drinken. Het scheelt hen en mij een prik. Was het eerst een wolkenloze hemel, nu gaat de zon inmiddels schuil achter een brede wolkenband en af en toe voel ik een beetje gemiezer. Het is te merken dat het tegen het lunchuur aanloopt, want van lieverlee verdwijnen de mensen uit het straatbeeld en heb ik de wereld voor mezelf. De Lindenweg en het Develpad liggen er verlaten bij. In één run loop ik door de bloementuin van het Arboretum. Niet eerder dan in het Molenvlietpark loop ik een dame figuurlijk tegen het lijf. Met de armen stijf om zich heen geslagen, klaagt zij erover dat het zo koud is. Mogelijk wil zij mij vertellen over de warmte van een of ander ver land of over haar verlangen naar de paar zomerse dagen eerder dit jaar, maar ik geef niet thuis en adviseer haar om een extra truitje aan te trekken. Ik hoor haar nog zeggen dat zij al twee extra jassen aanheeft en dan ben ik buiten gehoorafstand.
Het is nu niet ver meer en ik bereken dat ik om half twaalf op het eindpunt kan zijn. Maar de lucht wordt met de minuut donkerder en elk ogenblik kan de bui losbarsten. Toch red ik het om droog over te komen. Nadat alles vastgelegd en verzekerd is, resten mij nog 1700 meters naar huis. Een wipje in wandelkringen, maar wat kunnen die lang duren als de hemel openbarst en het water met bakken naar beneden komt. In een mum van tijd ben ik nat tot op mijn huid. Ik tracht nog ergens onder een boom te schuilen, maar zie het nut er niet van in. Natter dan nat kan toch niet. Als een verzopen kat kom ik voor de deur, waar ik liefdevol word binnengelaten.
Quirinus.