Op zo'n grote opkomst had ik niet gerekend, maar de mannen van AVO '83 doen hun best om een ieder een veilig plekje voor de auto te bezorgen. In de kantine is zo mogelijk nog drukker en het duurt dan ook even eer we van een startbewijs zijn voorzien. De lopers van de langere afstanden zijn dan al vertrokken. Heine en ik doen als gebruikelijk de laatste tijd de 15 km. Om negen uur stappen we naar buiten en voelen de vrieskou van de afgelopen nacht op ons neerdalen. Hoewel Heine goed is ingepakt en een poolwinter zou kunnen doorstaan, zet hij er meteen een goed tempo in en moet ik hem manen om het rustiger aan te doen. Eerst een beetje op temperatuur komen. Afgelopen nacht heb ik slecht geslapen en dat voel ik nu in mijn benen. Heine heeft daar geen weet van en is zo fris als een hoentje. Voorlopig sjokken we maar zo'n beetje achter de meute aan de Albanoweg op. Allengs wordt het stiller om ons heen en kunnen we genieten van de geluiden uit de natuur. Vogels van onbekende pluimage zingen boven onze hoofden het hoogste lied. Zij kunnen van hun hoge zitplaats verder het land inkijken en het lijkt alsof zij willen zeggen dat ons nog veel moois te wachten staat. Het 'Rondje Halderberge' heb ik al vele malen gelopen en ik denk dat ik deze omgeving aardig ken. Toch is elk moment anders. En langzamer lopen, wil nog niet zeggen dat het minder mooi zal zijn. Wij staan stil bij de ontluikende katjes en de zich ontvouwende blaadjes aan de struiken. Ik laat Heine zien hoe dat allemaal in het werk gaat. Verderop is hij vol belangstelling als ik hem vertel hoe de asperges zich onder de aarde tot ontwikkeling komen. Na een poosje gaan we het bos is en is onze blik meer op de grond gericht om struikelen en vallen te voorkomen, want een gewaarschuwd mens telt voor twee. Ook een ezel stoot zich in het gemeen geen twee keer aan dezelfde steen. Ondanks dat het al een paar dagen niet of nauwelijks geregend heeft, is de bodem op enkele plaatsen nog blubberig en zoeken we een doorgang door het struikgewas. Beter blô Jan, dan dô Jan. Het is mij al eens vaker overkomen dat ik languit in de viezigheid heb gelegen. Doch deze wijze van handelen is meer vermoeiend en dat voel ik dan ook terdege. Ik zak wat meer af en krijg van Heine te horen, 'gaat het nog, Pa?' Ook het licht stijgen van het pad zal er het zijne toe bijgedragen hebben, dat ik buiten adem begin te raken. Ik krijg spijt van mijn haast om de deur uit te geraken, zodat ik vergeten ben om een 'pufje' van het medicijn tegen mijn POCD te nemen. Net op het tijdstip dat we de overgang over willen gaan, dalen de 'bomen', voorafgegaan aan een bekend signaal, neer en zien we een trein in een gele flits voorbij schieten. Op dat moment moet ik even denken aan het ongeluk dat kort gelegen een 'hot item' op de televisie was. Als zo iets je overkomt, heb je geen schijn van kans om het te overleven. Wij wachten geduldig tot ook de rode lichten gedoofd zijn alvorens we de rails kruisen. Het kleine vliegveld, Heine heeft het er steeds al over gehad, staat bij hem bovenaan het lijstje van belangstellingspunten. Uiteraard wil hij graag op de foto met het showmodel dat aan het begin ervan prijkt. Tijdens ons 'langs lopen' zien we een parachutist neerdalen, hetgeen mij doet denken aan de landing die ik destijds maakte bij de parachutesprong ter ere van mijn 75ste verjaardag. Verder landen en stijgen er diverse kleine sportvliegtuigjes. Even verder staat aan de rand van het vliegveld, verspreid over de straat en in het veld een groep mensen met jachthonden. Ik zou ik niet zijn als ik daar het fijne niet van zou willen weten. En omdat ik met dames het gemakkelijkst praat, schiet ik één van hen aan en stel mijn vraag. Uitgebreid en met brede armzwaaien, waarbij haar hond mij argwanend aankijkt, krijg ik uitleg. Zij zijn daar voor een wedstrijd waarin de honden en hun baasjes min of meer getest worden. De hond moet iets apporteren en wordt daarin gestoord met luid pistoolgeknal of geschreeuw en de kunst is dan dan het baasje de hond in bedwang houdt met zijn orders. Tenminste zo heb ik het begrepen. Intussen draait de tijd door en wordt het alsmaar later. Heine kijkt steeds met een bezorgde blik op zijn horloge en het mankeert er nog net aan dat hij zal zeggen: 'Pa loop eens door.' De dame waarmee ik in gesprek was geraakt, werd opgeroepen en wij konden zonder onbeleefd te zijn verder. Een kwartiertje later stappen we binnen in de kantine van DEVO en krijg ik van Heine een bekertje thee aangeboden. Dankbaar aanvaard ik zijn aanbod en onderuit gezakt in een stoel, kom ik tot rust. Heine heeft de minuten geteld die we al onderweg zijn en al wijs ik hem erop dat we voor ons plezier wandelen, hij vindt het te lang duren. Tegen het middaguur, stappen we weer op om aan de laatste vijf kilometers te beginnen. We passeren nog een spoorwegovergang, maar dit maal is er geen trein te zien. En verder is het gelukkig een stratenparkoers. Menigmaal worden we door anderen ingehaald en wordt ons van alle kanten moed ingesproken. Terwijl Heine voor de laatste maal opmerkt hoe laat het al is en hoe lang we al onderweg zijn, leggen we de laatste meters door het sportpark af en komen om tien over één over de finish. Quirinus. |