Ik ben gek genoeg om ervoor te kiezen om op de elfde van de elfde naar het noorden te gaan voor een wandeltocht en de gevolgen van het fileleed nogmaals aan de lijve te ondervinden. Maar de SOP blijft trekken en Sonja is bereid om mij vanaf Gorinchem mee te nemen, zodat een groot deel van de ellende aan mij voorbij zal gaan. Het is natuurlijk wel vroeg piesen, doch dat moet ik er voor over hebben. Sonja heeft in haar auto een machtig instrument dat zelf bekijkt wat de snelste manier is om op de plaats van bestemming te komen. Ook de tussenstop in Vianen om Ria op te pikken, lost hij voor haar op, zodat zij keurig op tijd om half tien in Huizen bij het clubgebouw van de korfbalvereniging de auto aan de kant kan zetten. Van harte word ik door de reeds aanwezigen welkom geheten en als ik in de veelheid van gezichten dat van mijn Olijfje ontdek, fleur ik op en is het vroege opstaan en het afscheid nemen van thuis voor even vergeten. Met een opgewekte babbel met deze en gene vliegt de tijd om en tegen tienen trekt iedereen naar buiten. Klaas, de organisator van de tocht, doet een enkele korte mededeling en dan komt Olijfje aan het woord om Klaas te huldigen met zijn deelname aan de 96e SOP-tocht. Dan, bijna klokslag tien uur, neemt Klaas het voortouw en gaat er met grote stappen vandoor. Het is grappig om te zien, de lange Klaas naast de wat klein uitgevallen Henk die met snelle pasjes onze voorman tracht bij te benen. Van meet af aan wordt er dus stevig doorgestapt, want de aankomsttijd van vóór vier uur in de middag is bij de SOP heilig geworden. Zelf til ik er niet zo zwaar aan, want de files zullen er niet minder om zijn. Afijn, ik hobbel mee met de groep en na wat straatjes, die ik mij niet herinner uit de tijd dat ik hier als jongen op de fiets doorheen trok. Toen was Huizen nog een bekende vissersplaats aan het IJsselmeer, maar dat nu verworden is tot een haventje voor jachten aan het Gooimeer. Het kan verkeren, zou, ik meen, Vader Cats zeggen. Spoedig nadat we de huizen achter ons gelaten hebben, trekken we als een lange sliert het bos in. 86 deelnemers zie je niet over het hoofd. We zakken tot enkelsdiep in de afgevallen bladeren en kwajongensachtig schoppen we er tegenaan. Leuk, maar erg vermoeiend. We zijn nog maar enkele kilometers op pad als Klaas enkele geselecteerden terzijde zet en hij laat Henk met de rest een gevaarlijk gladde glooiing afdalen. Na enkele minuten is de groep via een omweg bij ons en wij sluiten ons bij hen aan. De tocht zet zich voort. We verlaten het bos en lopen langs de behuizingen van de elite van Blaricum en Laren. Het is moeilijk te zeggen welke plaats het is, daar ze in de loop der jaren aan elkaar zijn vastgegroeid. Veel tijd om alles te bekijken, wordt mij niet gegund en als ik al eens een foto maak om thuis te laten zien, moet ik dat meteen bezuren doordat ik met versnelde pas de opgelopen achterstand weer in moet halen. Tot een kilometer of negen lukt dit mij wel, maar dan overvalt mij een vermoeidheid die niet te negeren is. Het inhalen wordt een onmogelijkheid, zodat ik als één der laatsten de kantine van de speeltuin binnenstap en op de eerste de beste stoel neerval. Twaalf kilometers zijn er nu afgelegd en het voelt of ik al aan het eind der krachten ben. Dit gaat zo niet langer. Ik zal eieren voor mijn geld moeten kiezen. Aan Coby, die de verzorging op zich genomen heeft, vraag ik of zij nog een plaatsje in haar auto vrij heeft en of ik met haar mee mag rijden tot de volgende rustplaats. Voor Coby geen probleem, dus na een half uur laat ik de groep met één man minder weer vertrekken. Het is tien over twee als ik de wandelaars weer zie aankomen, dus bijna anderhalf uur heb ik extra kunnen rusten om op krachten te komen, dus ik sluit mij weer bij de groep aan. Olijfje is zo lief dat zij mij in de gaten wil houden en met haar aan mijn zijde volgen we de anderen. Doch helaas, ik heb te hoog gegrepen en de kracht ontbreekt mij om dit tot het eind toe vol te houden. Af en toe slinger ik tegen mijn Olijfje aan en eerst wijt ik dit nog aan mijn zeebenen, die mij blijven achtervolgen, maar na een poos kan ik dit niet langer volhouden. Een reddingsboei wordt mij in de vorm van een fruitpost toegeworpen en grijp deze met beide handen vast en rijdt de laatste twee kilometer weer met Coby mee. Net vóór de wandelaars komen Coby en ik aan bij het korfbalgebouw en na mijn vrienden begroet te hebben, gaan Ria en ik weer met Sonja op de terugweg om na vele omzwervingen om één minuut voor zessen thuis te komen. Quirinus. |