Het is koud en er staat veel wind, maar het weerhoudt mij er niet van om vandaag verder te breien aan de route die ik gepland ben uit te zetten voor de SOP. Even na negen uur verlaat ik de echtelijke woning en loop naar een punt van de route die het dichtst bij huis is. Het eerste stuk kan ik inmiddels wel dromen, daar hoeft niet meer aan geschaafd te worden. Zonder belevenissen van enige betekenis kom ik een uurtje later in de Sandelingen, een buitengebied van Hendrik Ido Ambacht en geliefd bij hondenbezitters, met een dame in gesprek. Zij is met de hond bezig, waarbij zij een bal wegslingert en die wordt door de hond steeds bij haar teruggebracht. Ik heb al ruim een uur mijn mond moeten houden en wil wel weer eens wat woorden kwijt. Natuurlijk komt het koude weer en de harde wind aan de orde. Zij vindt het een knappe prestatie van mij om met dit weer voor mijn plezier op pad te gaan. Voor haar is het noodzaak, want de hond heeft er recht op. Nadat ik mijn hart gelucht heb over nog een paar van die nietszeggende onderwerpen, ga ik weer verder, ondertussen zo nu en dan een afstand noterend. In het oorspronkelijke dorp met prachtige authentieke gevels en leuk slingerende straatjes zoek ik een plek om bij te komen. In een origineel boerenstamkroeg, tenminste stel ik mij die voor, waarvan de naam mij ontschoten is, bestel ik een warme kop thee. Heerlijk voelt de warmte van binnenshuis aan. Enkele heren op leeftijd zijn aan het biljarten, waarbij de keus meer ketsen dan dat zij een bal goed raken. Bij iedere gelukte carambole klinkt er een goedkeurend gebrom op. De waardin houdt haar gasten in de gaten voor het geval dat zij nog iets willen bestellen. Het gaat er gemoedelijk aan toe en ergens vind ik het jammer dat ik op moet stappen om verder te kunnen gaan. De geijkte route door de nauwe straten volgt. Er is nauwelijks een mens op de been. En op mijn 'goedemorgen' in het langs lopen, kan ik nauwelijks iets opmaken. Dan heb ik meer aan de man die bijna tot zijn middel uit het portier van zijn auto hangt en mij vrolijk zwaaiend zijn 'goedemorgen' toeroept en gelijk erop volgend vraagt waar de gemeentewerf zich bevindt. Op het laatste moet ik het antwoord schuldig blijven. In de meer dan zestig jaar dat ik hier woon, heb ik namelijk nog nooit grof vuil aangeboden. Je begrijpt het misschien al, waar ik heen wil als ik zeg dat ik de brug links laat liggen. Die is mij de vorige keer niet zo goed bevallen. Voorlopig gebruik ik liever de waterbus om aan de overkant te komen. Misschien dat de brug later nog in het spel gebracht wordt, maar vandaag even niet. Lang hoef ik niet te wachten op de waterbus, maar lang genoeg om met een echtpaar een praatje aan te knopen en te proberen hen aan het bewegen te krijgen. Belangstellend zijn zij wel, maar dan meer naar mijn leeftijd en mijn beweegredenen om in deze kou en harde wind zo ver van huis te gaan. Verder kunnen we niet praten, want de waterbus komt voor het steiger en ik ga aan boord. Zij moeten wachten, want zij willen naar Rotterdam en dat is de andere kant op. Aan de Papendrechtse kant is het ondanks het flauwe zonnetje zo mogelijk nog kouder. Ik loop nu bijna recht tegen de wind in en ondervind nauwelijks beschutting. Ik begin mijzelf ook af te vragen of ik wel goed bij mijn hoofd ben. Een mevrouw, keurig gekleed, vraag ik om inlichtingen omtrent mogelijke rustgelegenheden in de nabijheid. En dan bedoel ik meer de plaatsen voor een grote groep wandelaars die binnen een half uur bediend en weer vertrokken zijn. Tot mijn verbazing wijst zij mij op twee op korte afstand gelegen sportkantines, een tennisvereniging en een voetbalclub. Dus ik wijk van mijn route af en ga op onderzoek. Jammer genoeg ontmoet ik alleen een terreinknecht en die weet mij niet meer te vertellen dan dat het koud is Dus onverrichter zake keer ik op mijn schreden terug, maar eerst noteer ik enkele namen en telefoonnummers. Je weet maar nooit of ze nog te pas komen. De Papendrechtse brug is een ramp. In gezelschap van een aantal schooljongens, die het fietsend niet aankunnen, loop ik diep voorover gebogen tegen de stormachtige wind in. En wonder boven wonder heb ik deze keer lucht genoeg om het te klaren. De vorige keer moest ik enkele malen gas terugnemen vanwege ademtekort. Aan de Dordtse kant denk ik de weg wel te weten, maar toch twijfel ik en vraag een passerend echtpaar naar de juiste weg. Vol overtuiging en met veel armgezwaai, waarbij hij zijn vrouw haast haar hoed van het hoofd slaat, legt hij mij uit hoe ik moet gaan. Ik doe wat mij haast bevolen wordt om er later achter te komen dat ik aan de verkeerde kant van het Wantij terecht ben gekomen. Twee vriendelijke dames, zo te zien vrijgezelle onderwijzeressen, zien mijn verbaasde blikken en zeggen dat zij mij wel voor willen gaan op mijn weg naar de stad. Met twee denkbeeldige handen neem ik dit aanbod aan. Deze keer dus een andere koers dan de voorgaande keren. En ik moet zeggen niet beroerder. Maar omdat mijn tempo net iets hoger ligt dan die van de dames is het moeilijk om een goed gesprek te voeren. Af en toe over mijn schouder kijkend, roepen zij mij toe dat ik nog steeds goed ga. En inderdaad het pad komt uit op de Oranjelaan. Niettemin ben ik enigszins teleurgesteld in het verloop en dan vooral het laatste gedeelte, dat ik plotsklaps mijn lust om verder te gaan, verlies. Recht voor mijn neus is een bushalte en terwijl ik nog tot afscheid zwaai naar de twee dames, komt de bus eraan en rijdt ik binnen een kwartier naar huis. Quirinus |