Traditiegetrouw gaan we voor de wintertocht naar 's Gravendeel en wij zijn niet de enigen, want op de weg ernaar toe, komen we ze in bosjes tegen. Ook de parkeerplaats is, mede door de voetballers, helemaal vol, dus zoeken we een plekje op het Schenkeltje. Het doet allemaal vertrouwd aan. Ook de binnenkomst in het ijsclubgebouwtje is als van ouds. Bekende gezichten als in het begin, toen Mels met zijn Vierdaagse begon. Nu is hij genoodzaakt om zijn laatst overgebleven tocht, de winterwandeling, over te dragen aan de ijsvereniging. Rond kwart over acht stappen we binnen, Heine is mijn metgezel, en na wat heen en weer geschuif, kiezen we voor de tien kilometer. Om even over half negen stappen we naar buiten de heersende vrieskou tegemoet. Heine met bontmuts en driedubbele laag kleding blaast stoom af tot uit zijn oren. Op het Schenkeltje gaan we rechtsaf en lopen naar de Kildijk, beklimmen de, aan vervanging toe zijnde, trap en zien boven gekomen Dordrecht voor ons liggen. Het bevroren gras voelt onder onze voeten stevig aan. Ondanks de lichte nevel over het rivierwater zie ik schuin voor ons onze woonplaats. Vooral de schoorsteen van de margarinegigant steekt hoog de lucht in. Op een enkele wandelaar na is er geen mens op het machtige dijklichaam te bekennen. Beneden ons ter linkerzijde enkele woonhuisjes uit de oude tijd en verder heerst er vooral rust die als een weldaad over ons heen daalt. Ik zal niet zeggen dat het een prettig aangename temperatuur is, maar zoals Heine het verwoordt, is het ook niet. Af en toe moet ik hem manen om een minder grove taal te gebruiken. Trouwens verderop in de bebouwde kom voelt het al heel anders. Het kleine beetje wind valt weg en de zon steekt inmiddels boven de huizen uit, zodat een warme gloed tot ons doordringt. Heine vertikt het om zijn beremuts en handschoenen tot aan zijn ellebogen uit te doen. Intussen genieten we van een prima route door het oude gedeelte van deze plaats aan de overkant. In al de jaren dat ik hier reeds kom, is dit mij onthouden. Het is teveel om allemaal op te noemen, maar geloof me dat het de moeite waard is. Ook de foto's zullen ervan getuigen. Via de wat mindere Strijenseweg komen we op de Boendersweg, een weg die ons door de akkers en weilanden voert. We hebben oog op enkele boerenhofsteden met de gebruikelijke landbouwwerktuigen en andere machines op het erf uitgestald. Het meeste werk is gedaan, de akkers, al of niet ingezaaid, liggen er keurig geploegd en geëgd bij. Een enkele hofhond komt ons luid blaffend, maar ook kwispelstaartend, tegemoet over de soms wat lange oprijlanen. Ik waag het niet om ze door de tralies heen te aaien, maar Heine ziet geen gevaar en aait ze, weliswaar met handschoenen aan, over hun koppen. De Eerste Kruisweg volgt hierna met eigenlijk een gelijke omschrijving wat betreft het uitzicht dat geboden wordt. Het verschil zit 'm in het verkeer. Kwam er op de Boenderseweg nog wel eens een auto langsrazen, hier is dat aanmerkelijk minder en soms wanen we ons dan ook alleen op de wereld, zoals Remi zich gevoeld moet hebben. En er lijkt ook geen eind aan deze weg te komen. Niet eerder dan op de Mookhoek dat er weer wat leven in de brouwerij komt. Heine vraagt af en toe hoe ver het nog is en laat blijken dat hij een rust onderweg mist. Het mag voor een geoefende wandelaar normaal zijn om tien of meer kilometers aan een stuk door te lopen, maar voor ons die met een vierenhalve kilometer per uur doorstiefelen is het een heel eind. Over de laatste paar kilometers valt niet veel te vertellen, want nadat we het Lage Dijkje zijn ingeslagen en op de Kilweg voor het gevoel eindeloos tegen het machtige dijklichaam aankijken, is het eigenlijk met het verhaal gedaan, ware het niet dat we links van ons nog een een groepje jagers aan het oefenen om hun honden gehoorzaamheid bij te brengen en een paar jongens, kennelijk van Marokkaanse afkomst van achter op ons inliepen, onze aandacht vroegen. We bleven even kijken naar de hardrennende honden, maar daar onze aandacht niet gewaardeerd werd, was het maar van korte duur. De jongens, lopend op weg naar het voetbalveld aan het Schenkeltje, waren spraakzamer. Belangstellend vroegen ze waar wij mee bezig waren en een tijdlang liepen zij met ons op, maar daar zij aan tijd gebonden waren, gingen ze allengs iets harder lopen en haakten wij af. Even verder kwam de watertoren weer in zicht en wisten we dat het voor ons een gewonnen zaak zou worden. Nog even het Schenkeltje in en dan gauw het warme clubhuis van de ijsclub binnen. Het was nog lang geen elf uur, dus nog tijd zat voor een heerlijk warm glas thee. Daarna nog een praatje met Mels en niet langer gebleven, want Heine zat op hete kolen en wilde nog aan zijn Sinterklaassurprise werken. Quirinus. |