Nadat ik mijn kunnen op zaterdag getest heb met naar het ziekenhuis heen en terug te lopen, voel ik mij nu sterk genoeg om de 15 km van de Bruggentocht te lopen. Heine is er ook voor te porren om met mij mee te gaan, dus gezelschap heb ik.
Het weerbericht spreekt over enkele buien met kans op onweer, maar dat nemen we op de koop toe. Voorlopig is het mooi weer, althans het is droog. Om half negen mogen we aan het avontuur beginnen. Voor mij is het lang geleden dat ik op pad ben geweest. Een vervelende ontsteking in de luchtwegen sneed mij de lucht af en zonder adem kom je niet ver. Tijdens de avondvierdaagse, een maand geleden, heb ik het op moeten geven.
Heine loopt bezijden mij als we onze tocht aanvangen. Hij zegt niet veel, dus heb ik gelegenheid om te denken aan wat mij te doen staat, mocht het onverhoopt niet lukken. Dordrecht is voor mij geen onbekend terrein en ook Heine zal er niet verdwalen. Op ons gemak, het tempo ligt rond de 5 km/uur, volgen we de goed bepijlde route. Verrassend is het stuk dat ons uit het startbureau naar de stad voert. Er zijn zelfs paden, die ik zelfs niet eerder heb belopen. En het lijkt goed te gaan. Medewandelaars zijn er niet veel, maar die er zijn lopen ons voorbij.
Af en toe neem ik even de tijd voor een tussenstop. Een bankje of een brugleuning leent zich er goed voor. Heine wacht dan geduldig ondertussen vragend hoe laat we binnen zullen zijn. En de lucht afspeurend of er al regenwolken in aantocht zijn. Soms heb ik de indruk dat hij van de omgeving niet veel ziet. Op het moment dat we bij de steiger van de waterbus op de Merwedekade zijn, begint het te regenen. Vlug schieten we bij 'Sta Pal', een soort buurthuis in. Er is daar net een verkoop van tweedehands kleding gaande, maar dat deert ons niet. Er is tijd en ruimte genoeg om een consumptie te nuttigen.
Als we weer buiten komen is de regen opgehouden en kunnen we onze route vervolgen. De straten zien er verlaten uit en dat is volgens Heine niet zo vreemd. De winkels gaan pas om twaalf uur open en daar komen de mensen voor. Slechts een enkele buitenlands sprekende toerist kruist ons pad. Het parkoers slingert door de oude binnenstad en al ben ik hier al voor de zoveelste keer, het blijft mooi. Vooral als de zon even tussen de wolken door naar buiten glipt en de Grote Kerk of het stadhuis in blakend licht zet, is het een weldaad voor het oog. Ik probeer aan Heine nog iets van de geschiedenis over te brengen, maar veel interesse heeft hij niet. Hij vraagt alleen maar hoe ver het nog tot de rust is.
Na nog een paar keer een stuk van de Voorstraat en Wijnstraat doorkruist te hebben, zoeken we het havenkwartier weer op en zien, terwijl donkere wolken zich boven onze hoofden samentrekken, aan de overkant van het water Zwijndrecht in schitterend zonlicht liggen. Gelukkig hoeven we de brug niet over. Ten eerste omdat hij openstaat om de scheepvaart doorvaart te verlenen en ten tweede omdat ik opzie tegen de klim. Bij de kleine hobbeltjes in de stad had ik al moeite, laat staan wat het hier geweest zou zijn.
We gaan onder de Stadsbrug door en steken over naar de Weeskinderendijk om vervolgens via zo'n dijktrap af te dalen naar de rust bij de bekende wandelfamilie, de Roo. Hier zitten we heerlijk in de tuin te genieten van ons drankje. Na een halfuurtje of daaromtrent wordt het tijd om aan de laatste drie kilometers te beginnen. Kort erna voelen we de eerste druppels van de volgende bui op onze hoofden. Deze bui is bepaald geen kinderspel en we ontkomen er niet aan dat er geschuild moet worden. Maar omdat er donderklappen vallen, zijn bomen ongeschikt en iets anders is er niet, dus doorlopen is de enige optie. We soppen verder en eindelijk, vlak voor we oversteken naar de Balistraat zien we een auto met de achterklep omhoog waar twee mensen zich verscholen houden. Vriendelijk vraag ik of er voor ons ook nog plek is. Met een beetje opschikken lukt het om het ergste van ons af te houden. Doch nat worden we toch. Vooral Heine, die het onder de klep te benauwd vindt.
Als de regen iets afneemt, wagen we het om verder te gaan. We danken de vriendelijke mensen en stappen door. Nog enkele straten resten ons. En hoewel de regen steeds minder wordt, zijn het de plassen waar we nat van worden. Heine, die inmiddels helemaal doorweekt is, neemt het niet meer zo nauw en loopt gewoon rechtdoor. Druipend van het water lopen we om precies één uur de kantine, die we om half negen verlaten hebben, binnen om ons af te melden en waar Heine glunderend zijn medaille in ontvangst neemt.
Voor mij geldt slechts dat ik het heb kunnen volbrengen en met een voldaan gevoel zoeken we de auto op om als gelukkige mensen naar huis te rijden.
Quirinus.
Het weerbericht spreekt over enkele buien met kans op onweer, maar dat nemen we op de koop toe. Voorlopig is het mooi weer, althans het is droog. Om half negen mogen we aan het avontuur beginnen. Voor mij is het lang geleden dat ik op pad ben geweest. Een vervelende ontsteking in de luchtwegen sneed mij de lucht af en zonder adem kom je niet ver. Tijdens de avondvierdaagse, een maand geleden, heb ik het op moeten geven.
Heine loopt bezijden mij als we onze tocht aanvangen. Hij zegt niet veel, dus heb ik gelegenheid om te denken aan wat mij te doen staat, mocht het onverhoopt niet lukken. Dordrecht is voor mij geen onbekend terrein en ook Heine zal er niet verdwalen. Op ons gemak, het tempo ligt rond de 5 km/uur, volgen we de goed bepijlde route. Verrassend is het stuk dat ons uit het startbureau naar de stad voert. Er zijn zelfs paden, die ik zelfs niet eerder heb belopen. En het lijkt goed te gaan. Medewandelaars zijn er niet veel, maar die er zijn lopen ons voorbij.
Af en toe neem ik even de tijd voor een tussenstop. Een bankje of een brugleuning leent zich er goed voor. Heine wacht dan geduldig ondertussen vragend hoe laat we binnen zullen zijn. En de lucht afspeurend of er al regenwolken in aantocht zijn. Soms heb ik de indruk dat hij van de omgeving niet veel ziet. Op het moment dat we bij de steiger van de waterbus op de Merwedekade zijn, begint het te regenen. Vlug schieten we bij 'Sta Pal', een soort buurthuis in. Er is daar net een verkoop van tweedehands kleding gaande, maar dat deert ons niet. Er is tijd en ruimte genoeg om een consumptie te nuttigen.
Als we weer buiten komen is de regen opgehouden en kunnen we onze route vervolgen. De straten zien er verlaten uit en dat is volgens Heine niet zo vreemd. De winkels gaan pas om twaalf uur open en daar komen de mensen voor. Slechts een enkele buitenlands sprekende toerist kruist ons pad. Het parkoers slingert door de oude binnenstad en al ben ik hier al voor de zoveelste keer, het blijft mooi. Vooral als de zon even tussen de wolken door naar buiten glipt en de Grote Kerk of het stadhuis in blakend licht zet, is het een weldaad voor het oog. Ik probeer aan Heine nog iets van de geschiedenis over te brengen, maar veel interesse heeft hij niet. Hij vraagt alleen maar hoe ver het nog tot de rust is.
Na nog een paar keer een stuk van de Voorstraat en Wijnstraat doorkruist te hebben, zoeken we het havenkwartier weer op en zien, terwijl donkere wolken zich boven onze hoofden samentrekken, aan de overkant van het water Zwijndrecht in schitterend zonlicht liggen. Gelukkig hoeven we de brug niet over. Ten eerste omdat hij openstaat om de scheepvaart doorvaart te verlenen en ten tweede omdat ik opzie tegen de klim. Bij de kleine hobbeltjes in de stad had ik al moeite, laat staan wat het hier geweest zou zijn.
We gaan onder de Stadsbrug door en steken over naar de Weeskinderendijk om vervolgens via zo'n dijktrap af te dalen naar de rust bij de bekende wandelfamilie, de Roo. Hier zitten we heerlijk in de tuin te genieten van ons drankje. Na een halfuurtje of daaromtrent wordt het tijd om aan de laatste drie kilometers te beginnen. Kort erna voelen we de eerste druppels van de volgende bui op onze hoofden. Deze bui is bepaald geen kinderspel en we ontkomen er niet aan dat er geschuild moet worden. Maar omdat er donderklappen vallen, zijn bomen ongeschikt en iets anders is er niet, dus doorlopen is de enige optie. We soppen verder en eindelijk, vlak voor we oversteken naar de Balistraat zien we een auto met de achterklep omhoog waar twee mensen zich verscholen houden. Vriendelijk vraag ik of er voor ons ook nog plek is. Met een beetje opschikken lukt het om het ergste van ons af te houden. Doch nat worden we toch. Vooral Heine, die het onder de klep te benauwd vindt.
Als de regen iets afneemt, wagen we het om verder te gaan. We danken de vriendelijke mensen en stappen door. Nog enkele straten resten ons. En hoewel de regen steeds minder wordt, zijn het de plassen waar we nat van worden. Heine, die inmiddels helemaal doorweekt is, neemt het niet meer zo nauw en loopt gewoon rechtdoor. Druipend van het water lopen we om precies één uur de kantine, die we om half negen verlaten hebben, binnen om ons af te melden en waar Heine glunderend zijn medaille in ontvangst neemt.
Voor mij geldt slechts dat ik het heb kunnen volbrengen en met een voldaan gevoel zoeken we de auto op om als gelukkige mensen naar huis te rijden.
Quirinus.