Ondanks de gezondheidsbelemmeringen wil ik er toch bij zijn. Joop heeft voor de SOP een tocht uitgezet vanuit Dordrecht. Heine heeft er speciaal een snipperdag voor opgenomen en ik ben vol verwachting wie ik van mijn oude wandelvrienden hier terug zal zien. Dordrecht is voor de meesten van hen niet naast de deur en over het fileleed op de A15 kan ik boekdelen schrijven. Het is afwachten dus. Wij zijn vroeg, maar mijn Olijfje is nog vroeger en zit ons al op te wachten. Het is een hartstochtelijk weerzien. Ook de andere vrienden laten blijken dat zij blij zijn mij weer te ontmoeten. En hoewel het zich in het begin niet laat aanzien, gaan we tegen tien uur met 80 personen naar buiten om daar te luisteren naar een ietwat schraal excuus van Bertus ten opzichte van Bert. Het is inmiddels tien over tien als de groep zich formeert en we achter Henk en Joop aan vanaf de binnenplaats van Deetos/Snel de stad intrekken. Als een lang lint van wandelaars gaan we door de straten, eerst van Crabbehof en later van het oudere gedeelte van de oudste stad van Holland. Samen met Hennie sjokken we zo'n beetje achter de groep aan. Het tempo ligt mij algauw te hoog en ik ben dan ook bang dat ik spoedig zal moeten afhaken om in mijn eentje verder te gaan. Dordrecht is mij niet geheel vreemd en ik heb van Joop een routebeschrijving gekregen, dus ik zal mij wel redden. Maar zo ver is het nog niet en houd ik de groep in het oog. Ik doe er alles aan om bij te blijven en neem dan ook wel eens onnodige risico's met door het 'rode licht' te lopen en voorrang te nemen waar ik er geen recht op heb. Bij één van deze gevaarlijke oversteken tref ik een automobilist die maling heeft aan mijn haast en mij bijna ondersteboven rijdt, ware het niet dat Olijfje zich met doodsverachting voor de auto werpt en de auto tot stoppen dwingt. Want wie kan zo'n actie van een heldin negeren? Natuurlijk ben ik flink geschrokken en vanaf hier laat ik de groep voor wat zij is en zoek mijn eigen weg door de stad. Ook Hennie voegt zich bij de groep en ik ben min of meer aan mezelf overgelaten. Nog heel lang meen ik de oranje hesjes van de begeleiders in de verte te herkennen, maar bij het Hof raak ik ze toch definitief kwijt. Ik neem gas terug, blaas op het Hof al leunend tegen de pui van het voormalige klooster, even uit en trek verder volgens de papieren gegevens. Het Achterom herken ik nog wel van een sporadische boodschap, maar de van Godewijkstraat zegt mij niets. De eerste dame die ik ernaar wil vragen, loopt met samengeknepen lippen aan mij voorbij. De tweede kijkt mij schichtig aan en versnelt haar pas. En de derde zegt het ook niet te weten. Dus vraag ik het, tegen mijn zin, aan een groepje rokende dames van het Da Vinci College. De rook in mijn gezicht blazend zegt de één het niet te weten, maar een ander wijst resoluut naar de overkant en zegt dat het die straat moet zijn. Inderdaad is het ook zo en kan ik weer verder. In de Spuiwegtunnel zijn twee mannen aan het ruziemaken, waarbij de één, kennelijk de vader, de ander zijn mouw haast uit zijn jasje scheurt. De ander, die ik voor de zoon aanzie, wil niet luisteren en rukt zich met een schreeuw los. Niet dat ik tussenbeide wil komen, maar meer om er niet ongezien aan voorbij te gaan, vraag ik of ik op de juiste weg ben. Had ik maar niets gezegd, want nu keren zij zich beiden tegen mij alsof ik de aanstichter ben van het conflict. Ik doe er het zwijgen toe en loop langs hen heen naar de uitgang van de tunnel. Nageschreeuwd kom ik boven en weet niet hoe nu verder te gaan. Een vriendelijke dame raadpleegt samen met mij de beschrijving en wijst mij de richting naar de Krispijnseweg en het Merwesteinpark. Hiermee ben ik voorlopig weer gered en kan ik rustig lopend om mij heen kijken naar de hier en daar tussen de bomen en gras staande bosjes narcissen als aankondiging van de lente. Aan het weer is het nog niet te merken. De lucht is meest grauw en af en toe miezert het. Eenmaal op de Nassauweg denk ik het verder wel te weten, maar het parkje geeft toch wat onzekerheid. Een dikbuikig persoon, net klaar met zijn lunch, schudt het tafelkleed uit, zodat de vogeltjes ook nog iets te bikken hebben en eer hij weer naar binnen kan gaan, vraag ik hem of hij mij kan helpen. Hij steekt een heel verhaal af en wijst mij wel drie mogelijkheden om op de Spirea te komen. Natuurlijk zijn er vele wegen die naar Rome leiden, maar of dat ook voor de Spirea geldt betwijfel ik, dus neem ik de route die mij het meest waarschijnlijk lijkt. In ieder geval duurt het nog een hele poos eer ik het naambordje van de Spirea lees en de daaropvolgende Hugo van Gijnweg bereik. En een paar honderd meter verder ben ik terug bij Deetos/Snel en wijst de klok bijna één uur. En als de wandelaars een tien minuten later aan het tweede gedeelte van de tocht beginnen, ga ik naar huis. Donderdagmorgen ben ik vast van plan om het 'landgedeelte' van de tocht te gaan lopen, maar Joop heeft geen geschreven parkoers voor mij, dus zit er niet anders op dan het 'stadsdeel' nog maar eens over te doen. Om negen uur ga ik de deur uit en ga te voet over de Zwijndrechtse brug naar Dordt en stap onder aan de trap in de route. Op de brug heb ik al gezien dat het knap nevelig is op de rivier en ik denk dat het in de stad niet minder zal zijn. Niet goed voor mijn ademhaling en ik moet het maar rustig aan doen. Natuurlijk grijp ik vandaag de kans aan om waar het kan mijn route voor de volgende SOP-tocht hier en daar aan te passen, dus in plaats van de Buiten Kalkhaven neem ik de Binnen Kalkhaven en snijd ik een stuk af door van begin af aan de Voorstraat te nemen. Het is nog rustig in de stad. De meeste winkels openen pas om tien uur en winkelmeisjes lopen mij gehaast voorbij om op tijd op hun plek te zijn. Ik leg de nodige beelden vast om thuis met materiaal mijn verhaal te bevestigen. Bij de vestiging van V&D staat een lange rij mensen te wachten tot de winkel voor de uitverkoop haar deuren opent. Dus ondanks de heersende rust is er nog genoeg te doen. Ongemerkt loop ik toch nog een stevig tempo en af en toe zoek ik een plekje om weer op adem te komen. Mensen kijken mij vreemd aan als ze mij zo zien zitten. Het is nou niet bepaald het weer ervoor. Vandaag heb ik geen moeite om de van Godewijkstraat te vinden en ook de Willem Dreeshof loop ik zo naar toe. Ik voel mijn krachten afnemen en ik weet dat ik het niet ga redden. Vooral in de straten waar het autoverkeer de overhand heeft, heb ik het zwaar. Door het rustige en nevelachtige weer blijven de dampen van de uitlaatgassen hangen en maken het ademen moeilijker. Op de Burgemeester de Raadtsingel bij de Spuiwegtunnel komt het ineens in mij op om te stoppen en naar huis te gaan. Ik maak rechtsomkeer en loop via de kortste weg naar de bekende brug die naar Zwijndrecht leidt en loop vandaar verder naar huis, waar ik om kwart over elf voor de deur sta met op de GPS een kleine tien gelopen kilometers. Gisteren waren het er ruim dertien, dus opgeteld zijn het 23 km. Voor mij voldoende om tevreden te zijn. Quirinus. |