Hoewel de herinneringen aan een trieste gebeurtenis van twee dagen terug nog vers in het geheugen liggen, besluiten we toch om naar Schoonhoven te gaan, vanwege het feit dat de vorige keer de WZ-wandeldag goed is bevallen. Theo gaat op eigen gelegenheid er heen om daar Clen te ontmoeten om samen de 25 km te gaan lopen. Heine wil dit maal niet verder gaan dan 20 km en daar moet ik mij bij aanpassen. Om half acht sta ik bij Heine voor de deur en over min of meer verlaten wegen rijden we naar onze bestemming om daar een parkeerplek voor de deur aangewezen te krijgen op nog geen twintig meter van de ingang. Dat is boffen. Binnen in de grote aula van de school zijn al heel wat wachtenden aanwezig, ondanks dat de grootste afstand reeds vertrokken is. Theo en Clen zijn er nog niet, maar er zijn er nog genoeg om even mee te praten. De tijd vliegt voorbij. Net vóór we gaan vertrekken, zien we Clen binnenkomen, maar Theo is er nog niet. Om half negen gaan Heine en ik naar buiten en voelen meteen de kilte van de ochtend op ons neerslaan. Valt dat even tegen. De weermannen waren toch heel resoluut met hun uitspraken over volop zonneschijn en hoge temperaturen. Heine trekt zijn muts iets verder over zijn oren en ik steek de handen wat dieper in de zakken. Heine krijgt de opdracht om op koerswijzigingen te letten, zodat ik mijn handen vrij heb om foto's te maken. Alsof we op de fiets zitten, steekt Heine bij elke te nemen hoek zijn hand uit. Het kan zo niet missen. Algauw, Schoonhoven is niet zo groot, raken we buiten de bebouwde kom en slaan de Bonrepas op. Opvallend is, behalve de befaamde wipmolen, de stilte van de polder. Slechts enkele vogels scheren over onze hoofden om ergens in de langgerekte met sloten omringde eilanden neer te dalen. Behalve het groen van het gras is erom ons heen veel geel waar te nemen. Narcissen in polletjes gepoot, doch ook ander geel goedje, waar ook Heine, als groenwerker, de naam niet weet. Dicht onder de wal zijn de zwanen al volop bezig om voor een volgend geslacht te zorgen. Moeder Zwaan kijkt ons vanaf haar nest nieuwsgierig aan erop vertrouwend dat Vader Zwaan, argwanend en waakzaam in kringetjes rondzwemmend, haar zal beschermen. De waterhoentjes zijn kennelijk nog niet zo ver dat zij al broeden, maar zij zijn wel druk bezig om ermee te beginnen. De nesten zijn er klaar voor. In de weiden liggen de schapen uit te rusten, terwijl de lammetjes mekkerend rondhuppelen en proberen aan de schapentiet te komen, want honger hebben zij altijd. De boerderijen, enkele al ouder dan menig mens ooit zal worden, liggen er met hun schoongeveegde erven rustig bij. Maar op geen van hen ontbreekt de auto. Toch is het in dit gebied niet allemaal pais en vreê. De kenmerken van leed en geweld zijn goed zichtbaar. Het herdenkingspunt waar een jongeman tegen een boom zijn leven beëindigde, laat niet veel aan de verbeelding over. En de verenmassa aan de slootkant wijst erop dat daar strijd op leven en dood heeft gewoed, waarbij de vogel het onderspit heeft gedolven. De restanten van een tegen een auto te pletter gevlogen reiger is niet de enige vogel die dit lot heeft getroffen. Vervolgens lopen we enkele kilometers over een fietspad en razen de auto's met veel lawaai langs ons heen. Af en toe horen we de snelle pas van een wandelaar die meer haast heeft dan wij. Verder houdt Heine mij bezig met zijn klaagzang over de verschillende weermannen, die wel van alles beloven, maar hun beloftes niet nakomen. Hij doelt hiermee op de zon die verstek laat gaan. Aan de Bovenberg, bij de boerderij 'Levensvreugde', verwent Heine mij met een glas thee, waarvan ik, gezeten op een met pluche beklede stoel, ten volle geniet. Nadat het thuisfront geïnformeerd heeft naar ons welzijn, nemen we de draad weer op en vervolgen we onze route naar de volgende rust. Heine interpreteert de gekleurde bordjes op de juiste wijze en ik geniet van dit prachtige poldergebied. Het is goed te merken dat de lente in aantocht is. De schapen en lammetjes, eerder ook al genoemd, de duizenden bloemen in het wild en op de boerenhoeven. Het enige wat ontbreekt is de zon. De lucht is meest betrokken met slechts hier een daar een blauw plekje en als de zon er doorheen wil prikken, trekt het weer dicht. Gelukkig heeft de wind ook een vrije dag en hebben we daar geen last van. Na acht kilometer komen we bij 'Onder de molen', een pannenkoekenrestaurant, waar ik Heine een pannenkoek aanbied. Zo'n aanbod slaat hij niet af en als het bestelde aan tafel wordt bezorgd, geniet hij daar hoorbaar van. Al met al duurt het meer dan een half uur eer we verder kunnen. Juist op dat moment komt Theo ook aanlopen om te rusten. En aan zijn gelaatsuitdrukking te zien heeft hij een beetje rust hard nodig. Net als een man, even verderop in het restaurant, die het kennelijk te kwaad heeft met zijn bloeddruk of bloedsuikerspiegel. Ik zie dat er goede zorg voor hem is, dus daar laat ik dan ook aan over. Nu resten ons nog een zestal kilometers, waarop alle afstanden gezamenlijk bij elkaar lopen. Heine, in navolging van het thuisfront, is al aan het rekenen hoe laat hij thuis kan zijn, maar ik temper hem met de mededeling dat ik vermoeid begin te raken en mogelijk nog even wil rusten bij 'de Levensvreugd', de boerderij waar we vandaag al eerder gezeten hebben. Uiteindelijk is het zo ver niet gekomen en kon ik gewoon doorstappen als Heine opgelet had tenminste. Wij liepen het opvallende brugje van OASEO straal voorbij. We waren er al een honderdtal meters voorbij toen ik vanuit de verte geroep hoorde en we erop gewezen werden dat we te ver waren gegaan. Dus gingen we rap terug om weer op de goede koers te geraken. Tien minuten later, om tien vóór twee, kwamen we binnen en nadat Heine de administratieve handelingen had verricht konden we voldaan en met een tevreden gevoel huiswaarts keren. Quirinus. |