Een beetje ongebruikelijke dag om te gaan wandelen, maar gisteren stond er teveel wind en was het berenkoud, dus vandaar. Vandaag belooft het beter te worden. De bedoeling is om het laatste gedeelte van de route, zoals ik hem in gedachten heb, nog eens na te meten en waar mogelijk nog wat bij te schaven. Om negen uur zeg ik het thuisfront vaarwel en neem ik de kortste weg naar de Zwijndrechtse brug en loop van hieruit de geplande route tegengesteld naar de Merwedebrug, tot nog toe door mij Papendrechtse brug genoemd. Van daaruit wil ik weer teruglopen naar huis. Een hele opgave om in je eentje alles in je op te nemen, foto's maken en afstanden te noteren. Vooral dat laatste is de moeilijkheid. Koude handen maken het schrift soms erg bibberig en moeilijk te lezen. Maar ik moet toch wat. Ik kan niet alles op zijn beloop laten en erop gokken dat het wel goed zal komen. Nee, ik streef er naar dat iedere deelnemer straks met een voldaan gevoel naar huis gaat. Probleemloos loop ik naar de brug en op de oprit fietst een man voor mij, die met moeite tegen de helling opkomt. Om de paar meter springt hij van zijn fiets, loopt naar de berm, pakt iets uit het gras en stopt het in de fietstas. Zo op afstand kan ik niet zien, wat hij precies aan het doen is, maar allengs kom ik dichterbij en zie ik dat hij plasticflessen verzamelt. Het overige zwerfvuil laat hij ongemoeid. Deze bezigheid maakt mij nieuwsgierig en ik probeer hem in te halen. Ook al doe ik zo mijn best, het lukt mij niet om hem nader te komen. Maar dan net vóór zijn neus gaat de brug omhoog en komen we naast elkaar te staan om te wachten tot de brug weer gaat zakken. Ik neem de kans waar om hem naar zijn vreemde bezigheid te vragen en krijg als antwoord dat het mij geen steek aangaat. En daar moet ik het mee doen. Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers. Beneden aan de brug gekomen, zie ik enkele vissers die het hengeltje in de snelstromende rivier hebben uitgeworpen. Schepen denderen op korte afstand voorbij. Ik raak met één der mannen in gesprek en na het praatje over het weer, komt de kernvraag of 'ze nog willen bijten?' Als antwoord krijg ik te horen, dat dat niet zo belangrijk is. Hij is van de straat en is van boodschappen doen en stofzuigen verschoond. Als de snoekbaars wil bijten, is dat mooi meegenomen, maar hij verwacht niet dat het zo ver zal komen. Hij legt mij uit dat de vissen momenteel wel wat anders aan hun hoofd hebben. Het is paartijd en sommigen hebben reeds kuit geschoten, dus aan bijten komen ze niet of nauwelijks toe. Hij zal wel zien. Rond het middaguur haalt hij zijn hengeltje weer in en gaat naar huis. Op de Merwekade, ik ben dan een dik uur van huis, ga ik naar 'Sta Pal', een soort van buurthuis om thee te drinken. Een aantal, stamgasten, zo te zien, zijn in gesprek en hebben het over de kosten van levensonderhoud. Vooral de verwarming loopt de laatste tijd nogal in de papieren. Over en weer geven ze elkaar adviezen om het goedkoper te maken. Al de tijd dat ik van mijn glas thee met een koekie geniet blijven ze er over doorgaan. Ook de biljarters die hun potje hebben uitgespeeld schuiven aan en mengen zich in de discussie. Ik onthoud mij van commentaar en wens al de aanwezigen verder een prettige dag en ga verder op mijn koers. Nu volgt er een deel van het parkoers waarvan ik nog niet zeker ben hoe het gelopen gaat worden. Overal zijn bouwvakkers en stratenmakers in de weer en zijn er straten versperd met rood-wit gekleurde borden en linten. Eén der mannen verzekert mij dat ik mij geen zorgen hoef te maken en dat het karwei ruim vóór de bouwvakvakantie geklaard zal zijn. Ik zal hier dus naar verwachting een rechte koers kunnen varen. Vervolgens is de route via Villa Augusta aan de beurt, die om aandacht vraagt. De vorige keer ben ik op dit terrein nogal aan het zwerven geweest en dat zal anders moeten. Hier of althans hier in de omgeving heb ik een wagenrust gepland, dus onderzoek ik de mogelijkheid daartoe. Zo te zien moet dat wel lukken. Ook vind ik de meest logische weg om te belopen als straks het evenement gaat plaatsvinden. Op het pad langs het Wantij zijn werkers van Drechtwerk Groen bezig om de prullenbakken te legen en zonder hen van het werk af te houden, vraag ik ze of ze Heine, onze zoon, ook kennen. Volmondig, want de één is net met zijn boterham bezig, wordt het bevestigd. Wie kent hem niet? Niet lang hierna komt ik aan het eind van mijn traject van vandaag en kan ik aan de terugweg gaan denken. Maar eerst moet ik het euvel overwinnen. Tot tweemaal toe ben ik hier verkeerd gestuurd. Een jonge vader die er met de wandelwagen op uit is gestuurd om boodschappen te doen, vraag ik hoe te gaan. Eerst probeert hij het op een wat omslachtige manier, maar dan zegt hij dat hij wel even meeloopt, want hij moet toch ook die kant op. En inderdaad binnen de kortste keren sta ik bij de verkeerslichten waar ik ben overgestoken toen ik van de Merwedebrug afkwam op weg naar waar ik nu net vandaan ben gekomen. Dat geeft hoop op mijn poging om dit vast te leggen. Ik neem afscheid van de vriendelijke man en lach even naar het kind in de buggy, draai mij om en loop de weg terug. Maar nog geen honderd meter verder ben ik de weg alweer kwijt en moet ik terug om het opnieuw te proberen. Dit keer lukt het mij om het op papier, compleet met afstanden, op te tekenen. Mijn weg vervolgend en bij elke bocht een aantekening makend, ga ik richting Zwijndrecht. Zonder strubbelingen of andere tegenslagen kom ik tegen het middaguur weer op de Merwekade terecht en is het tijd voor een bakkie. De stamgasten van vanmorgen hebben plaatsgemaakt voor anderen en onder hen is Nico, een bekend voorman van DW Groen, waar onze zoon in het verleden nog mee heeft samengewerkt. In de tijd dat ik mijn thee opdrink en geniet van een pose van rust, maken we een babbel en halen gezamenlijke herinneringen naar boven. Intussen wordt de ruimte gereed gemaakt voor een superbingo, die hedenmiddag gaat plaatsvinden. Er is nog een kleine vijf kilometer te gaan en met een kleine tegenzin ga ik weer naar buiten. Het weer laat zich van een hele goede kant zien. Het heeft nu meer weg van een lentedag dan van een laatste stuiptrekking van de winter. Kantoorpersoneel en winkelmeisjes benutten hun vrije uurtje om van de zon te genieten door een wandelingetje in de omtrek te maken. Op de Walevest zijn twee meisjes bezig elkaar te fotograferen, terwijl ze op een bankje in de zon zitten uit te blazen van een ochtend duffe kantoorlucht. Dankbaar maken ze gebruik van mijn aanbod om hen beiden op de foto te zetten. Als tegenprestatie moet ik om de beurt naast hen plaatsnemen en word ik vereeuwigd. Verder gebeurt er op mijn route naar de brug niets bijzonder. De vissers zijn van de waterkant verdwenen, de plasticflessenophaler is in geen velden of wegen te bekennen en ik begin de vermoeidheid van een dag lopen te voelen. Op het hoogste punt van de brug sta ik nog even stil en kijk ik naar de bewegingen op de rivier. Ik bedenk hoe mooi het kan zijn in deze drukke omgeving en hoe dankbaar ik mag zijn dat ik dit beleven mag. Twintig minuten later ben ik thuis en geniet ik van het 'thuis zijn'. Quirinus. om te bewerken. |