Van begin af aan heb ik veel zin om naar Putten te gaan en daar mijn vriendin, Gerrie weer eens te zien. Tegen de reis ernaartoe zie ik wel op, maar op mijn wandelmaats hoef ik niet te rekenen, zij hebben andere bestemmingen. Gelukkig heb ik Heine nog die voldoende hersteld is van een verkoudheid en met mij mee wil gaan. Ook al is het al na zeven uur, het lijkt op het holst van de nacht als we van huis vertrekken. Na een reis van een uur en een kwartier staan we bij de 'Peppelhoeve' in Putten geparkeerd. Binnen is het een drukte van belang en de eerste die ik tegen het lijf loop is Olijfje met in haar kielzog, Alexandra, een kennis uit het grauwe verleden. Even verderop, vind ik mijn wandeldochter, Ingrid. Een hele verrassing, ik had wel op haar gehoopt en nu is zij hier in levende lijve. Natuurlijk zijn er op weg naar de inschrijftafel nog vele andere bekenden, die ik niet allemaal bij naam zal noemen. Om negen uur krijgen we het teken van vertrek en daar broertje, Clen, gewend is om aan kop te lopen, staan we gelijk op en gaan naar buiten. De zon is al sinds ruim een kwartier geleden boven de horizon gekomen, maar we zien nog niet veel verschil met een uur geleden toen de schemering begon. Een dik wolkendek houdt het daglicht opgesloten. Ik kijk nog even of Heine met ons mee naar buiten is gekomen en naast Ingrid voortlopend, vertellen we elkaar vlug de wetenswaardigheden van de laatste tijd. Het geeft een goed gevoel om zo met haar te lopen en herinneringen aan vroeger toen we nog wekelijks met elkaar optrokken, komen boven. Al gauw heb ik last van ademtekort. Het tempo ligt mij te hoog, Dit houd ik niet vol en ik laat mij dan ook terugzakken. Heine blijft, trouw aan de instructies van thuis meegekregen, bij mij in de buurt. Ingrid en Clen lopen voor ons uit. Het eerste deel van de wandeling heb ik weinig oog voor de bosrijke omgeving. Ik zie nauwelijks wat er om mij heen gebeurt. Alleen bij de bomenkap staan we even stil om te zien hoe een dergelijke grote boom in korte tijd ten aarde stort. Het hoe en waarom is mij niet geheel duidelijk. Om mij heen hoor ik verschillende theoriën losbarsten. Ik houd het er maar op dat het nodig is. De ene na het andere pad volgt en ik heb soms de grootste moeite om overeind te blijven op de soms wat steile klimmetjes, zo ben ik het onverhard lopen verleerd. Natuurlijk ben ik met mijn broze botten beducht om te vallen en vooral de paden die bedekt zijn met afgevallen blad wekken mijn argwaan. Ik weet nog heet goed dat ik menig maal onderuit gegaan ben bij het struikelen over een verscholen liggende stronk of wortel. Na een uur komen we bij de wagenrust en is er een zestal kilometers afgelegd. Na genoten te hebben van een bekertje thee en nadat er enkele foto's zijn genomen, nemen we afscheid van Clen en Ingrid die vanaf hier hun eigen weg gaan. Wij, Heine en ik, blijven nog even zitten, want er is toch weer te hard gelopen en dat moet ik bezuren. Maar als ik Olijfje en Alexandra aan zie komen, spring ik overeind om ook hen te vereeuwigen om vervolgens Heine aan te manen om mij voor te gaan op de vervolgroute. Je mag denken wat je wilt, maar wij lopen prompt de verkeerde kant op en moeten terug. Geen nood, het is nog vroeg en zo ver is het niet meer. Vol zelfvertrouwen stappen we voort op de ons aangewezen weg. Ik vraag Heine om op de pijlen te letten, zodat ik mijn aandacht bij het foto's maken kan houden. En hoe het komt, mag Joost weten, maar wij lopen stomweg rechtdoor waar we naar rechts moesten gaan. En weer sjokken we het hele eind, naar schatting een halve kilometer, terug. Mijn rug begint te protesteren en af en toe moet ik wat rek- en strekoefeningen doen om de rug te rechten. Heine geeft hardop aanwijzingen als er van looprichting veranderd moet worden en ter verduidelijking steekt hij daarbij zijn hand ook nog uit. De stukjes dat ik loop worden steeds korter en steeds vaker leun ik tegen een boom of ander opstaand object. Ik doe net of ik iets interessant vind en even wil bekijken om Heine niet de indruk te geven dat ik het moeilijk heb. Opgetogen geeft hij soms te kennen dat hij iets mooi vindt. Vooral tussen de bebouwing en in de tuinen met kerstversieringen is hij enthousiast. Een kinderhand is gauw gevuld. Het is half twaalf als we de laatste paar passen zetten om binnen te komen en onze tocht te volbrengen. Volgens de GPS is het dan ook tegen de elf kilometer. In de Peppelhoeve kom ik weer op verhaal, onderwijl met deze en gene een praatje makend. Tot Heine het tijd vindt dat we naar huis moeten. Hij wil nog naar de Kerstmarkt in Dordrecht. Onderweg naar huis hebben we het er nog verscheidende keren over dat we heel wat beleefd hebben en genoten hebben van dit alles. Quirinus. |