Met gemengde gevoelens rijden we vandaag naar Middelharnis op Flakkee. Je hoeft niet eens een expert te zijn om uit het weerbericht te kunnen aflezen dat het er winderig en koud zal zijn. Ervaring met dat gebied heb ik inmiddels genoeg. Open vlaktes en lange wegen. Maar de nieuwsgierigheid naar de tulpen wint het van de rest. Aan de zon zal het niet liggen, want die straalt nu al volop. Gelukkig dat we vroeg van huis zijn gegaan, want het gaat algauw fout met de routeaanwijzingen. De tomtom stuurt ons een afgesloten weg op en mijn plaatselijke bekendheid is niet groot genoeg om meteen te weten welke weg dan te gaan. Er zit niet anders op dan terug te rijden naar de snelweg en de volgende afslag Middelharnis te nemen. Toch nog op tijd komen we op de plaats van bestemming en krijgen een plekje vlak voor de deur toegewezen. Binnen is het druk, maar ik pik Nel er toch meteen uit. Even een vrolijke babbel doet mij de narigheid van het omrijden vergeten. Dus na inschrijving kan ik met opgeruimd gemoed aan de tocht beginnen. Het is precies negen uur als we de eerste stappen op het parkoers zetten. Meteen van begin af aan voelen we de straffe wind in ons gezicht blazen. Mijn adem wordt er als het ware door afgesneden. Ook Heine heeft er hinder van, maar hij heeft aan lucht geen gebrek. Ik ben voornemens om het kalm aan te doen om zoveel mogelijk krachten te sparen. Afgelopen woensdag heb ik het al moeilijk genoeg gehad. Het duurt even eer we de eerste tulpen in bloei zien. Prachtig rood glanzen ze in het felle zonlicht op. Heine is vol bewondering. Ook een drietal Flakkeese blommen, tezamen genietend van de vrijheid op deze zaterdagmorgen, stralen de schoonheid van dit eiland uit. Bereidwillig zetten zij ons beiden op de foto en als tegenprestatie leg ik hen voor eeuwig vast. Het doet ons voor even de snijdende wind vergeten. Ook de nu elkaar snel opvolgende tulpenvelden in diverse kleuren hebben dit effect. Toch ben ik erg vermoeid als we bij de eerste stempelpost aankomen en zijg ik op de eerste de beste van de schaarse zitplaatsen neer. Mijn bekertje thee moet ik met beide handen omklemmen vanwege de harde wind die het met vlagen tracht te bemachtigen. Heine dringt aan op spoed, maar ik neem de tijd om op verhaal te komen, maar na een praatje met enkele dames in klederdracht, ga ik toch maar op zijn verzoek in en gord de jas nog iets vaster om mijn lijf om voor de wind terug te gaan naar Middelharnis. Het loopt een beetje makkelijker, maar koud blijft het. Vele malen worden we van achter ingehaald en het valt op dat het meest vrouwen zijn. Ik vraag het enkele dames op de man af, maar hoewel het hen ook is opgevallen, weten zij er geen antwoord op. Nou, ik vind het best zo. En nu er een poosje geen tulpen in zicht zijn, verval ik in gemijmer. Vooral de nogal stevige achterwerken van de meesten, doen mij vermoeden dat de diabetes op het eiland hoogtij viert. Daar Heine ons een paar keer aan het twijfelen brengt met het verkeerd interpreteren van de aanwijzingen, neem ik het maar van hem over, want verkeerd lopen kan ik er nu niet bij hebben. Al is de wind van achteren, vermoeiend blijft het. En ik ben dan ook blij dat er weer een stempelpost in aantocht is, bij de tennisvereniging dit maal. Heine trakteert mij op thee en ik zak onderuit in mijn stoel en als de post niet bemand was geweest met zulke lieftallige vrouwspersonen dan was ik ter plekke in slaap gesukkeld. Nu hielden zij mij wakker. We werden zelfs nog op de foto gezet. Weer is het Heine die de klok in de gaten houdt en aandringt om verder te gaan. Het is maar een stukje van vier kilometer en toch heb ik het gevoel dat het een dag duurt. We volgen de pijlen die ons de richting wijzen, eerst door een woonwijk en later een buitengebied om bij de ijsvereniging van Middelharnis uit te komen, waar ik voor de derde maal neerplof. Even speel ik met de gedachte om het voor gezien te houden, maar ik weet dat Heine het niet zou willen en dus recht ik de schouders om na een flinke rust overeind te komen voor het laatste traject van twee kilometers. Heine blijft aan mijn zijde en al zegt hij geen woord, hij houdt mij overeind. Wel kijkt hij zowat elke minuut op zijn klokje, zijn manier van zeggen dat we er lang over doen. Klokslag twee uur stappen we het geroezemoes van de kantine binnen. De vermoeidheid valt als vanzelf van mij af en ik neem deel aan het gesprek dat enkele mannen onder het genot van een grote pils, voeren met als onderwerp, Ajax. Maar als Heine klaar is met de administratieve beslommeringen ben ik meteen bereid om de reis naar huis met een warme douche in het vooruitzicht, te aanvaarden. Quirinus. |