Nauwelijks hersteld van een buikgriepje en nog steeds last hebbend van de ribblessure spreek ik toch af om naar Barendrecht te gaan om daar de 20 km-route te wandelen. Barendrecht is mij niet onbekend en sinds de inlijving van Heerjansdam door Zwijndrecht ook onze buurgemeente. Eigenlijk doe ik het meer om mijn vrienden eens weer te zien, want in al de jaren en de vele tochten die ik bij WS78 heb gelopen, heb ik vele vrienden gemaakt. Ook mijn oranje-petje heeft er toe bijgedragen. Al vroeg, nog maar net kwart over acht en het daglicht is amper doorgebroken, kom ik toevalligerwijs gelijk met mijn vroegere maatjes, Arie, Bram, Hennie, Johan en Theo op de parkeerplaats aan en gezamenlijk lopen we de paar honderd meters naar de kantine van BVV, waar wij beslist niet de eersten zijn. Met respect voor mijn gevorderde leeftijd wordt er direct een stoel voor mij vrijgemaakt en neem ik als een vorst de vele blijken van vriendschap in ontvangst. Legio zijn de handdrukken en bemoedigende woorden die daarbij worden uitgesproken. Tegen negenen worden wij verzocht om naar buiten te gaan en daar het vertreksein af te wachten. Dat saluut was toebedeeld aan de mede-oprichter van WS78, de heer Klaas de Heij, waarnaar de komende tocht dan ook is vernoemd. De 82-jarige Klaas sprak enkele lovende woorden over het wel en wee van de club, alvorens hij ons uitzwaaide en een mooie wandeling toewenste. Terwijl Heine trappelde van ongeduld en Theo geduldig langs de zijlijn stond te wachten, stelde ik mijn GPS af en enkele minuten later liepen ook wij achter de meute aan. Het door de weerman beloofde weer liet nog wel op zich wachten en de regen druilde ons tegemoet. Niet dat het met bakken tegelijk naar beneden kwam, maar de nattigheid voelde vreemd aan na de lange periode van droogte. We hielden de moed erin door elkaar toe te spreken in bewoordingen van 'het wordt al lichter' en 'het regent niet zo hard meer'. Theo verzuchtte dat hij nog wel enkele weken last zou houden van enkele gekneusde ribben en ik deed er het zwijgen meest toe om adem te sparen tegen de kortademigheid. Heine liep ineengedoken onder zijn capuchon met zijn handen in zijn zakken en likte af en toe zijn lippen af. Het duurde even eer we buiten de bebouwde kom kwamen, we hadden inmiddels alle bloemennamen en scheepstypes zien passeren, eer we iets verder konden kijken dan een straatlengte. Ook hadden we toen al een straatopbreking overleefd toen we eindelijk de soeppost in de verte zagen opduiken. Hoewel we via een ander pad dan gebruikelijk de boerderij naderden, was het pannendak goed zichtbaar. Inmiddels had ik allang gevoeld dat het een zware dag voor mij zou worden. Mijn rug speelde nu al op en het sombere weer zal er ook geen goed aan gedaan hebben. De regen was weliswaar gestopt, maar dreigende luchten voorspelden nog meer nattigheid. Bereidwillig werd er voor mij in de luwte een stoel opgezocht waar ik naast de bekende Ed met de hoed kwam te zitten. De tomatensoep liet ik aan mij voorbij gaan, dus vulde ik mijn darmen met een bekertje koud water dat mij al deed rillen bij het aanpakken. We liepen nog wat rond door de stallen en bekeken en betastten de varkens en ander vee alvorens we de uitgang opzochten om verder te gaan op onze tocht. We waren nog maar amper op stoom of daar kwam de breed lachende Ineke op mij af. Na de gebruikelijk informatie over de gezondheid en een terugblik op het verleden gingen ieder zijns weegs en sloot ik mij bij Theo en Heine aan. En omdat we de wind nu recht van voren hadden, voelden we wel degelijk dat de regen nog niet was opgehouden. Via enkele grindpaadjes en stukjes land waar de modder ons niet onthouden werd, kwamen we bij de Oude Maas met uitzicht over het water. Ook de mini-spoorbaan werd ons niet bespaard. Allemaal niets nieuws onder de zon, maar voor ons gesneden koek. Gelukkig dat op de rivier een enkel schip uit de nevel opdook, waarvan wij de naam en nationaliteit probeerden te ontcijferen. Hetgeen soms tot grappige woordkeuzes tot uiting kwam. Met het rondje industriegebied voor ogen en een ellendig makend gevoel tussen de schouderbladen doet mij besluiten om de route iets in te korten door mij bij de tegenliggende wandelaars aan te sluiten. Zij beamen de naargeestigheid van het industriegebied dat zij net achter de rug hebben. Wel moet ik nu alleen verder en sta ik nadat ik een betonnen trap overwonnen heb oog in oog met een jonge stier. Weliswaar zijdelings familie van mij, maar met dreigend uitziende blik. Het beest laat zich door mij niet een, twee, drie wegjagen en schuurt zijn logge lijf aan het hekje dat mij tot zijn gebied moet toelaten. Gelaten wacht ik tot het stiertje zich enigszins afwendt en zich enkele stappen van mij verwijdert. Langzaam voortglijdend over de glibberige grond waag ik mij in zijn domein en ben blij als ik verderop een volgend hekje achter mij kan laten dichtklappen. Voor mij licht een onmens lang vlonderpad dat ik aarzelend betreed. Met mijn slingerende zeemansgang heb ik de gehele breedte van de vlonder nodig en menig maal dreig ik ernaast te stappen. Gelukkig wordt een nat pak mij bespaard en na een martelende tijd bereik ik de vaste wal. Na nog enkele grindpaadjes die de klompen klei onder mijn schoenen verder doen toenemen, bereik ik de Ziedewijksedijk die mij naar de fruitpost brengt, waar Hillie mij met zorg omringd en hulptroepen voor mij wil oproepen. Na enkele minuten kom ik op adem en zie ik ook Theo en Heine aankomen om samen mee verder te gaan. Er is nog slechts een goede twee kilometer te gaan en die overleef ik wel. Vooral de plekjes, een stapel stenen of iets anders om tegen te leunen, zijn mij bij gebleven. Ook het gejuich en gejoel van een voetbalwedstrijd nabij de finish doet mij opleven en rechter op lopen, zodat het lijkt alsof ik nog fris en fruitig ben bij binnenkomst. Quirinus. |