Lang heb ik in twijfel gestaan of ik ooit nog zou kunnen wandelen. Drie weken geleden had ik moeite om naar het eind van de straat op 300 meter afstand te lopen. Een heftige ontsteking aan de luchtwegen liet mij bijna stikken. Gelukkig is het anders gegaan en kon ik alsnog, al was het met moeite, deelnemen aan het wandelfestijn in Apeldoorn. Op maandag reden we naar ons logeeradres in Hoog Soeren en na een slapeloze nacht verschenen Heine en ik de volgende dag aan de start van de 1e wandeldag bij de Victoria Boys in Apeldoorn. Nadat ik met vele vrienden en bekenden opnieuw kennis had gemaakt, konden we om negen uur aan ons avontuur beginnen. Uit voorzorg hadden we voor de kortste afstand ingeschreven, de 12 km per dag. Voor Heine natuurlijk een makkie, maar voor mij een opgave. Heine was uitdrukkelijk op het hart gedrukt om bij mij in de buurt te blijven en bij onraad de omgeving of wie dan ook te alarmeren. Hij nam de zaak serieus op en het mankeerde er nog maar net aan of hij trapte mij op de hielen. We troffen het met het weer. De zon scheen uitbundig en al spoedig kon ik mijn jasje uittrekken. Heine is wat kouwelijker aangelegd en houdt zijn jasje iets langer aan. De route is mij na al die jaren niet vreemd. Bospaden met uitstekende en boven de grond groeiende wortels, net boven de grond afgezaagde boomstammetjes en valkuilen loeren op je om je te laten struikelen. Ik heb net te horen gekregen dat mijn botdichtheid van een schrikbarend laag niveau is en dat elke val funest kan zijn. Oppassen is de boodschap en op de been blijven. In het verleden ben ik hier menigmaal onderuit gegaan in mijn haast om snel vooruit te komen. Nu ga ik schielijk opzij als ik achter mij wandelaars hoor die mij voorbij willen. Liever blo Jan dan do Jan. Heine zit vandaag niet bepaald op zijn praatstoel en doet er dan ook meest het zwijgen toe. Het enige dat ik van hem hoor is : “Ik hoop dat het droog blijft.” Natuurlijk hoop ik dat ook, maar voor alle zekerheid heb ik toch de nodige attributen ter bescherming bij mij gestoken. Een paraplu, een regenjasje en nog enkele poncho's voor het geval dat...... Voorlopig hoeven we ons nog geen zorgen te maken, want de hemel is strakblauw en we zijn ons nog van geen kwaad bewust. Zoals al eerder opgemerkt, doe ik het rustig aan, zo'n 4 km/uur. Alle tijd om even rond te kijken en een praatje te maken. Ik zie een mevrouw in haar tuintje die zich met de tuinslang staat schoon te spuiten. Ik loop op haar af en vraag met een onnozel gezicht of zij het zo warm heeft. Zij keert zich naar mij toe en vertelt uitgebreid dat zij de straat en terras met de hoge drukspuit heeft schoon gespoten en dat zij nu bezig is om het vuil van zichzelf te spuiten. Gelukkig weet ik haar ervan te weerhouden om de rest van de dag ook uit de doeken te doen, anders had ik er tot laat in de avond nog gestaan. We sukkelen nog een poosje door en omdat Heine zijn mond houdt, zoek ik aanspraak bij een ander, in dit geval een huisvrouw die de heg staat te scheren. Aan haar vraag ik of zij bereid is om een foto van ons te nemen. Geen bezwaar, zij neemt er zelfs een hele serie. Doch wanneer ik vraag of zij ook op de foto wil, trekt zij zich terug en mogen we doorlopen. Ondanks dat we een matig tempo lopen, schieten we toch op en zijn we lang niet de laatsten die bij de rust neerstrijken. Heine verzorgt de consumpties en ik zoek een plekje om even tot rust te komen. We zijn zowat halverwege en ik ondervind het aan de lijve. Gezellig kletsend wacht ik tot de thee voldoende is afgekoeld om mij er niet aan te branden. Intussen speur ik de lucht af, want volgens een medewandelaar houden we het niet droog. Er is nog geen vuiltje aan de lucht en als we opstaan om verder te trekken, is de hemel nog hemelsblauw. Enigszins bekomen van de inspanning stappen we door Ugchelen en het bosparkoers zonder ons druk te maken over een eventuele bui. En hoewel er niet veel verschil is in het stuk vóór de rust en het gedeelte na de rust, lijkt het laatste stuk toch korter. Nog ruim vóór de middag kunnen we ons bij Laura afmelden en krijgen we het startbewijs voor de tweede dag. We rijden terug naar ons hotel in Hoog Soeren, zitten net aan de lunch en de bui barst los. De tweede dag: De volgende ochtend op de dag van Het Loo, is het eerste wat ik doe de hemel afspeuren naar donkere wolken die ons plezier zouden kunnen verstoren. De lucht is grotendeels blauw afgezien van een enkel wit vlekje. Voorlopig niets in de weg. Na het ontbijt rijden we naar de startplaats. Althans naar de plaats die ons gewezen wordt om te parkeren. Ruim een kwartier lopen van het veld van Victoria Boys. En precies om negen uur krijgen we onze knip en mogen we de weg op. Allereerst natuurlijk het pad dat nauwelijks die naam mag hebben, vol met stronken en wortels. Maar met enkele gymnastische sprongen komen we er. Ik voel even weer het beklemmende gevoel in de borststreek en maan Heine om langzamer te lopen. Na enkele minuten is alles weer normaal en zonder mankeren komen we via allerlei omwegen bij Berg en Bos, een prachtig gebied vol met bloemen. We vergapen ons achter de zwijntjes die achter het hek knorrend rondhuppelen. Menige foto wordt hier geschoten. Min of meer zonder erg staan we bij 'de Naald', het gedenkteken dat zo veelvuldig in het nieuws is geweest bij de aanslag op de Koninklijke Familie enkele jaren terug. In de tijd dat Hare Majesteit, Koningin Beatrix, aan het hoofd stond. Heine scheen het niet te weten of het zijn vergeten. Ik leg hem uit wat er zo bijzonder is aan deze plek. Na deze geschiedenisles gaan we de Konningslaan in op weg naar de rust op een groot grasveld, een honderdtal meters vóór het paleis. Hier vinden we Ma op ons wachten. Zij is per fiets van Hoog Soeren naar hier gereden. Weer en wind trotserend, het is de lieve schat niet teveel om ons even te zien en te verzorgen. Dichtbij elkaar zittend, voelen we de eerste druppels op ons neerkomen. Vlug probeer ik de paraplu op te steken, maar dat lukt niet helemaal. Het gestuntel met dit hulpmiddel wordt gezien door de ploeg van RTV Apeldoorn en vastgelegd. Sta ik mooi voor paal. Uiteindelijk lukt het toch en kunnen we gezamenlijk schuilen onder de paraplu. Ik drink mijn thee en Heine zijn colaatje, terwijl we gezellig kletsend dicht bij elkaar zijn. Maar we zijn gekomen om te wandelen en na deze extra lange rust moeten we verder. Met een paar innige kussen nemen we afscheid en gaat ieder zijn eigen weg. Ma naar Hoog Soeren en wij naar Het Loo. Wij prijzen ons gelukkig dat we niet veel regen hebben gehad en dat we er zo genadig vanaf gekomen zijn. Tenminste zo denkt Heine erover. Ik weet wel beter, want de lucht ziet inktzwart ten teken dat er meer water op komst is. Ik trek schielijk mijn regenjas, die al vaak zijn diensten heeft bewezen, aan en zeg Heine om een poncho over zijn hoofd te trekken. Ik heb het nog niet gezegd of de hemel barst open en het hemelwater stort op ons neer. In een mum van tijd lopen we tot onze enkels in het water en is Heine doorweekt. Nogmaals maan ik hem om zijn poncho aan te doen, maar dan komt het hoge woord eruit dat hij die niet bij zich heeft. Ergens stijf tegen een muur gedrukt en met enige bescherming van een uitstekende regengoot trachten we de regen een beetje te ontlopen. Ik help Heine in een poncho die ik als reserve bij mij heb en hier verder niets te zoeken te hebben, gaan we verder. Ik heb geen idee of mijn regenjas bescherming biedt, maar het gevoel zegt van niet. Onverminderd klettert het hemelwater op ons neer. Koud is het gelukkig niet, maar prettig is anders. Toch zijn we veel beter af dan de lopers in de bossen, die door de blubber hun weg moeten zoeken. Wij lopen meest op verharde paden en blijven zo enigszins schoon. Op de terugweg, die ons weer door Berg en Bos voert, blijft het constant regenen en ik weet dat schuilen geen enkele zin heeft. Veel aandacht schenken we niet aan de anders zo prachtige omgeving. Onze enige wens is 'binnen' te komen en dat lukt ons en niet eens veel later dan op de eerste dag. Laura zit ons glimlachend aan te kijken als ik haar slechts een klein stukje van mijn startbewijs kan tonen. De rest is verregend en niet te vinden. Zij doet niet moeilijk en geeft mij het bewijs om de derde dag te mogen starten. Ons wacht nog een kwartier gaans door de regen naar de auto. Bij het verlaten van de tent heb ik pas door dat Heine ongeschoeid naast mij loopt. Hij heeft zijn poncho reeds aan de figuurlijke kapstok gehangen en komt zo kleddernat bij de auto. De tweede dag is voorbij en er staan ons nog twee dagen te wachten. De derde dag: Met de dag van gisteren nog in het geheugen, wordt bij het opstaan de social media afgespeurd naar de verwachtingen voor vandaag. Niemand heeft iets kwaads in de zin en ook de lucht ziet er schoon en verwachtingsvol uit. Schoenen en jassen zijn droog, dus we kunnen er weer tegenaan. Traditiegetrouw wordt de derde dag 'de dag van Kootwijk' genoemd. Wij gaan natuurlijk niet zo ver met onze afstand, maar ik kan erover meepraten, want vaak genoeg ben ik over de hei tot aan de zendtoren geweest. Boven verwachting voel ik mij nog fit en ook Heine staat min of meer te trappelen van ongeduld om te beginnen. Toch heeft vandaag een ander tintje dan andere jaren. Het is namelijk voor het eerst dat we niet ons hotel aandoen voor een rustpose. Onze afstand gaat niet zo ver. Jammer, maar het is niet anders. Daarentegen krijgen we het van meet af aan voor de kiezen met een paar stevige klimmetjes, waarbij de adem mij in de keel stokt. Heine heeft er geen enkele moeite mee en blijft boven gekomen mij op te wachten. Flinke plassen herinneren ons nog aan het weer van gisteren. Onze voorgangers hebben reeds ommetjes gemaakt, zodat we met droge voeten erlangs kunnen. Het weer houdt zich goed, hoewel er zo nu en dan een wolkje voor de zon schuift. Zelfs Heine krijgt het warm en besluit zijn jas uit te doen en dan blijkt dat hij zijn trainingspak tot de hals toe gesloten eronder draagt. Het is een erg bosrijk parkoers dat ons in de richting van Assel voert. Van één der medelopers hoor ik dat hij er niet veel aan vindt. Het zijn allemaal bomen en de ene lijkt op de ander. Ik ben het niet helemaal met hem eens, want geen pad is hetzelfde. Zonder mankeren komen we bij de rustplaats op het Asselsepad en ik zoek mij een plek, terwijl Heine als gebruikelijk thee voor mij haalt. Eerst ben ik nog bij de medische dienst langs geweest om hen te wijzen op een oude wandelaar die problemen had. Hij wilde niet dat ik bij hem bleef, maar vroeg mij wel om even te waarschuwen. Het is heerlijk vertoeven hier. Wij zitten langs de kant en van de passerende lopers herken ik er velen. Als de thee voldoende is afgekoeld om op te drinken en Heine zijn colaatje naar binnen heeft gewerkt, gaan wij verder op onze weg. Ondanks dat het vandaag de kortste route is, heb ik er toch meer moeite mee. Ik schamp langs een bramenstruik en het straaltje bloed doet Heine schrikken. Zo hevig zelfs dat hij in paniek zijn moeder belt om het haar te vertellen. En hoewel het gisteren de dertiende was, heb ik vandaag mijn pechdag. Ik leun even tegen een boom en voel een steek in mijn hand. Ook hier bloedt het uit mijn vinger en de hand raakt blauw opgezwollen. Net op de plek waar ik leunde, zat het een of andere bloeddorstige insect mij op te wachten. Een tiental minuten later lopen we het terrein van Victoria Boys op en hebben wij de derde dag achter de rug. Ik voel dat ik het ga redden en dat straal ik uit op weg naar huis. De vierde dag: Net als de voorgaande dagen gaan alle afstanden gezamenlijk dezelfde kant op, maar omdat de meesten dan al op weg zijn, hebben wij er geen hinder van. De paden zijn platgetreden en we voelen ons in een overwinningsroes. Er zijn weliswaar nog de nodige kilometers te gaan, maar de eindstreep is in zicht. Een overwinning op mezelf na al het gesukkel met de gezondheid van de laatste tijd. Vooral de luchtwegontsteking met hevige benauwdheid als gevolg heeft er toe geleid dat ik mij onzeker voelde en beperkt was in mijn loopsnelheid. Bovendien heb ik te horen gekregen dat het met mijn botdichtheid niet al te best gesteld is. Elke val kan funest zijn. Maar het heeft mij er niet van weerhouden om door te zetten en naar 'Apeldoorn' te gaan. En nu ben ik zo ver dat ik mij de zege niet wil laten ontgaan. De route voert ons vandaag naar Caesarea bij het Leger des Heils, waar we kunnen genieten van de streekproducten. Aan Heine is dit niet besteedt, want wat de boer niet kent, vreet hij niet. Ook ik ben niet van alles gecharmeerd. Als mij dan ook rauwe komkommer wordt aangeboden, trek ik mijn lip op. Als reactie krijg ik te horen dat er niets mis is met de komkommer, waarop ik antwoord dat ik liever een zoen heb. Prompt vliegt de juffer mij om de hals en geeft mij drie klinkende zoenen. Dit tafereel herhaalt zich later nog een keer bij het binnenlopen in de straten van Apeldoorn. Maar eer het zo ver is, ontmoeten we nog verscheidene bekenden en vrienden uit 'de goeie ouwe tijd' toen wandelen bestond uit 'kilometers maken' en snelheid. Deze vier dagen heb ik wel ingezien dat langzamer aan doen ook leuk kan zijn. En tot mijn verbazing halen we zelfs nog iemand in. Deze dame met rondingen, zowel van voren als van achteren, heeft kennelijk last van de warmte. Zij zucht en puft dat het een lieve lust is, hetgeen mij doet opmerken dat haar broek te strak zit. De laatste paar kilometers geeft ons zicht op een mooie buitenwijk van onze gaststad. Prachtige tuinen, schone straten en zeer vriendelijke mensen. Menig maal wordt ons iets aangeboden. Snoepgoed, de onvermijdelijke komkommer en drinken. Het is een verademing na al het bos van de laatste dagen. Het is alsof we gedragen worden. Ook Heine heeft dat gevoel en het geluk straalt van zijn gezicht. Vooral als we over de finish gaan. Het eerste wat hij zegt is : 'Volgend jaar weer.' Ik ben het met hem eens, dat bij leven en welzijn, dit voor herhaling vatbaar is. En ook Laura heeft bij het overhandigen van onze '19' medaille niets dan lof voor onze prestatie. Quirinus. |